De ferry is nog maar enkele minuten vertrokken en, terwijl ik ongemakkelijk gebogen over de zetel hang om mijn gsm-lader te dwingen dik tegen z'n goesting in het stopcontact te blijven steken, hoor ik voor het eerst in zes weken tijd mijn vaders stem. Mijn verblijf in Samothraki is uitgelopen, en ferm ook. Een week had ik mezelf gegund, maximaal, doch mijn verblijfsduur werd ongewild zo veelvuldig verlengd tot 'ie verdubbeld was.
Aansluiting gevonden bij een vriendengroepje dat me stimuleerde langer te blijven. Met enkelen uit dat groepje de deal gesloten dat ze me, verstopt in hun auto, de ferry in, het eiland uit zouden smokkelen. De dag van vertrek die steeds door hen uitgesteld werd en zij die uiteindelijk zonder mij zouden vertrekken, want 'Samothraki'.
Samothraki is een begrip. Het is een eiland waar hippies high kunnen worden van de sterren alleen en, continue sigaretten en joints rollend, claimen geen drugs meer nodig te hebben. Geen enkele pragmatisch ingerichte dagindeling kan in de heersende mentaliteit overleven, wat het opstellen ervan reduceert tot een nutteloze vrijetijdsbesteding, een gedachte die je even overvalt in je hangmat en dan weer als sigarettenrook vervliegt. Slechts weinigen kennen hun datum van vertrek en nog minder houden zich daar effectief aan vast. Dit eiland is er eentje van onzekerheden, go with the flow, zien wat de dag brengt, carpe diem en andere wazigheden. Het verbaasde me bijgevolg niet zo hard dat mijn vrienden gisteren niet op het afgesproken uur bij de haven waren.
Ik had een rotavond vol intermenselijke teleurstellingen achter de rug - het was maar een schrale troost dat mijn bed die nacht uit de marmeren vloer van een antieke tempel bestond. Kotsbeu, ik was alles en iedereen kotsbeu.
Het eeuwige gewauwel en de nauwelijks verholen trots over alle drugs die men ooit genomen had.
Het woord 'leider' niet kunnen verteren omdat dat zelfstandig naamwoordje insinueert dat er een sociale rangorde tussen de mensen is, boo fucking hoo, maar tegelijkertijd slordig verborgen superioriteitsgevoelens koesteren ten opzichte van de 'Babylon people' aka 'Jan van achter de hoek met zijn pet verkeerd op het hoofd'.
De Samothrakische laksheid die ervoor zorgt dat je je helemaal geen zorgen maakt als je een dronken deeltje van je groepje 's nachts verliest, de Samothrakische luiheid die verhindert dat je hen zoeken zal en de Samothrakische onverschilligheid als je hen na enkele uren toevallig gevonden hebt.
Ik had het mentale stadium bereikt waar iedereen gaarne verrotten mocht.
Kots. Beu.
Om zes uur 's ochtends rolde ik mijn slaapzak op, nam afscheid van de mensen waar ik nog enige sympathie voor voelde en negeerde hen waar ik een paar dagen ervoor nog een fikse portie genegenheid voor bewaard had. Met mijn ziel onder mijn armen gekneld vertrok ik vermoeid naar de haven, waar ik rond zeven uur aankwam. Vier uur voor afspraak. Chill. Ik sleepte het wrak waarin mijn teleurstelling huisde naar het strand en liet het daar vallen op een stukje waar de zon het al kon bereiken. Slapen kon ik niet meer, maar ik was moe en had tijd te doden.
Om tien uur 's ochtends liet ik een inheemse dame een sms'je sturen naar mijn vrienden. Mijn gsm was al enkele dagen plat en ik had de fut en de punctualiteit gemist hem in een van de schaarse cafeetjes op te laden (Samothraki!), waardoor ik nu volledig onbereikbaar was. Ik kuierde door het kleine winkelstraatje en zette me neer bij het meest duidelijke herkenningspunt dat ik vond: een standbeeld in het midden van het plein. Daar wachtte ik de dag verder af.
Om elf uur wachtte ik daar nog steeds. Dit was ons afgesproken uur geweest en met een lichte ongerustheid wist ik met andermans sms'en eindelijk mijn vrienden te bereiken. Ze hadden vertraging opgelopen (Samothraki!), waren onderweg, zouden binnen vijftien minuten arriveren en ik moest bij de minimarket - bij dit deel wees de smartphone-eigenaresse de te volgen richting uit - op hen wachten. Met een opgelucht hart kuierde ik weer door het winkelstraatje, wist een eigenaar te overtuigen me brood te geven, at twee perziken die ik vond en plukte zo'n twintig vijgen van een boom. Nu zou ik een asteriskje kunnen plaatsen en daar vermelden dat twintig vijgen eten een daad op eigen risico is, maar omdat iedereen toch naar de verdommenis mag gaan, vertik ik het. Rauwe tongen en blaasjes voor iedereen.
Om twintig over elf steeg de ongerustheid/irritatie weer een leveltje omhoog.
Om half twaalf wist ik hen de laatste keer te contacteren. Nog vijf minuten, dan zouden ze er zijn.
Om twintig voor twaalf stierf ik van de stress.
Om kwart voor twaalf probeerde een hulpvaardige dame hen te bereiken, zonder resultaat.
Om twaalf uur verliet de ferry de haven en ergens op dat eiland stond een meisje, dat toen overduidelijk volledig gebroken was, alle opgebouwde frustratie, teleurstelling en verdriet toe uit haar ogen te stromen. De dame belde nog eens en wist te vertellen dat ik aan de verkeerde minimarket had gestaan, dat mijn vrienden tot het einde gewacht hadden en als allerlaatste auto waren ingescheept en dat ze mijn rugzak, die we gemakshalve al op voorhand in de koffer hadden gelegd, mee hadden genomen en ergens aan de andere kant van de zee zouden verstoppen. Nog meer tranen huppelden mijn ogen uit toen ik snotterde dat mijn paspoort en bankkaart daar aan het varen waren.
Als wrak pingelde ik een sigaretje los en liftte ik terug naar het hippie-epicentrum van het eiland. Ik bewandelde de weg die ik al te veel keren begaan had, ik klauterde in het bos over de rotsen, het beekje over en struinde moedeloos naar de zeldzame connecties die nu nog overbleven.
"... What are you doing here? What happened?"
"Samothraki"
en ik plofte een hangmat in.
Iemand bood aan nog eens naar mijn vrienden te bellen om enige duidelijkheid omtrent het logement van mijn rugzak te achterhalen. Futloos stemde ik toe. Het duurde een aantal keren voor er opgepakt werd, maar er kwam alleszins een interessante mededeling uit de hoorn vallen; ze hadden mijn rugzak niet meegenomen, ...Nee? Yesyesyesyes! ze hadden hem verstopt en plein public in de haven. ...Nee? Nee. Neeneeneenee. Fuckingshithellklotekutterezooi. Mijn rugzak, mijn paspoort en bankkaart lagen ergens open en bloot in de haven waar ik daar-fucking-juist was en nu kon ik, mentaal volledig leeggezogen, nog eens het half uurtje terug wandelen door het bos, over de stenen en de rivier, terug de stad in, om daar weer eens te liften?
Fucking hell.
Ik schoof naar de zeldzame connecties toe en vroeg hen op het smekende af of iemand me wou vergezellen, want ik ontbrak de wilskracht het alleen te doen.
"So you're asking us if we want to walk with you to the city, climb through the forest, hitchhike to the port and get all the way back, only to get your bag? Sounds like a nice idea.", en ze legden zich wat gemakkelijker op hun deken, niet van plan om zich door iets of iemand uit hun chillaxte Samothrakigemoedstoestand te laten afleiden.
Mijn "Really? Does no one want to come with me?" werd zonder overtuiging, maar met erg veel hartenzeer tegen de wind gefluisterd. Ik draaide me om en hees me in mijn hangmat, verbaasd dat ik nog harder terneergeslagen kon worden door de mensheid dan ik al was.
"If you can wait an hour, I'll come with you to the port", sprak de andere hangmat. Een uur? Ik dacht aan mijn rugzak en mijn portemonnee en het liefst van al vloog ik er direct naartoe, maar ik had geen vleugels en mijn lichaam en ziel waren moe, zo verdomd moe. Een uurtje dan, en ik sloot mijn ogen voor mijn zorgen.
Nu zou ik kunnen vertellen over hoe ik en Adonis naar mijn rugzak zochten en hem niet vonden. Ik zou ook wederom een asterisk kunnen plaatsen, deze keer bij 'Adonis', met de melding dat dit een authentieke Griekse naam is. Dat ik zelfs met Artemis, Mythos, Sophocles, Socrates en fuckin' Zeus heb gesproken. Dit doe ik echter niet, net zoals ik evenmin tijd en letters wil verkwanselen aan hoe ik bijna in lachen uitbarstte van de miserie toen mijn rugzak onvindbaar bleef.
Misschien zou ik moeten melden dat ik Adonis rond de hals vloog toen hij opeens aan kwam zetten met... mijn rugzak. Misschien zou ik de euforie moeten beschrijven, het eerste spoortje van geluk dat me die dag wist te bereiken en hoe intens dat was.
Misschien moet ik jullie laten walgen door te zeggen dat ik mijn zakken met geitenschedels, die ook in de koffer hadden gelegen, ging zoeken en in plaats van deze een uitgedroogd kattenkarkasje vond, dat ik van de plastic ton afschraapte en in mijn rugzak (praktisch, zo'n dingen) propte, op het volledige geitenskelet dat er al in gesjoemeld was, evenals enkele schedels van vogels, eentje van een schildpad, meerdere van geiten en eentje die van een dolfijn bleek te zijn, twee vogellichaampjes, een potje met insecten, zee-egels en wat stukjes koraal.
In plaats daarvan fastforwarden we van dit moment naar de daaropvolgende dag, toen ik in de ferry zat en eindelijk kans had gezien mijn gsm op te laden.
Misschien zou ik moeten melden dat ik Adonis rond de hals vloog toen hij opeens aan kwam zetten met... mijn rugzak. Misschien zou ik de euforie moeten beschrijven, het eerste spoortje van geluk dat me die dag wist te bereiken en hoe intens dat was.
Misschien moet ik jullie laten walgen door te zeggen dat ik mijn zakken met geitenschedels, die ook in de koffer hadden gelegen, ging zoeken en in plaats van deze een uitgedroogd kattenkarkasje vond, dat ik van de plastic ton afschraapte en in mijn rugzak (praktisch, zo'n dingen) propte, op het volledige geitenskelet dat er al in gesjoemeld was, evenals enkele schedels van vogels, eentje van een schildpad, meerdere van geiten en eentje die van een dolfijn bleek te zijn, twee vogellichaampjes, een potje met insecten, zee-egels en wat stukjes koraal.
In plaats daarvan fastforwarden we van dit moment naar de daaropvolgende dag, toen ik in de ferry zat en eindelijk kans had gezien mijn gsm op te laden.
Vijf sms'jes. Twee bezorgde van mijn ouders, waarop ik ogenblikkelijk repliceer met een 'Alles is goed, ik zit op de ferry en kom naar huis'-berichtje. Net wanneer ik me op Facebook wil storten, belt mijn vader.
Waarom ik niets van me heb laten horen?
Of ik wel besef dat ik internationaal geseind sta?
Dat mijn ouders de cel vermiste personen hebben gecontacteerd.
Dat ze gisteren de hele ochtend in het politiekantoor hebben doorgebracht.
Dat iedereen doodongerust is.
Dat ze met mijn vrienden hebben gepraat. Met Damian.
Dat mijn oma dacht dat ik zelfmoord had gepleegd.
Dat ze veel van mij te weten zijn gekomen.
Officiƫle en Facebookopsporingsberichten.
Tranen en slapeloze nachten.
Ik ben perplex. Na het telefoontje probeer ik mijn plan om wat uit te rusten verder op te volgen, maar mijn gemoed gaat wild te keer en slapen is een onmogelijkheid geworden, want er knaagt een immens schuldgevoel pijnlijk aan mijn amygdala. Ik heb niet het gevoel dat ik iets verkeerds heb gedaan, maar de al dan niet terechte schuld bijt en knaagt en scheurt stukken uit mijn vlees en ik ben verdrietig, schuldbewust, maar ook gefrustreerd en pisnijdig op wat ik enkel als 'overbodige hysterie' omschrijven kan.
Misschien is deze mengelmoes aan emoties nog het meest te wijten aan mijn teleurstelling in dit eiland. Want hoewel de bossen verrukkelijk magisch waren, de tientallen watervallen en meertjes hun charme hadden, er een natuurlijke warmwaterbron aanwezig was en het plankton licht gaf als je 's nachts in de oceaan zwemmen ging, was deze ervaring toch geen twee weken van mijn tijd waard geweest. Officieel als vermist worden opgegeven was de verrotte kers op de bedorven taart.
Ik moest en ik zou zo snel mogelijk terug naar Belgiƫ geraken.