woensdag 16 maart 2016

Kattenkribbels

"Waar is de poes?!" Ik storm de living in, net niet springend van geluk omdat ons gezin eindelijk, EINDELIJK vervolledigd wordt met een poesje. Onze papegaai, Punkie, was enkele jaren daarvoor in eenzaamheid gestorven en sindsdien was ons huis beestjesloos, omdat mijn onbegrijpelijke moeder er 'niet voor was'. Het gebrek aan huiselijke diertjes compenseerde ik door me te verdiepen in de enigen die voor mij beschikbaar waren: de insecten in de tuin. 


Ik aaide rupsen, stopte ze in doosjes, nam ze mee op boerderijvakantie en liet hun ontpopte coconnen het vrije luchtruim in fladderen. Met mijn vlindernet graaide ik vlinders en vliegen uit de lucht - de ene liet ik ogenblikkelijk weer vrij, de andere verloor een vleugel en meestal ook zijn leven. Alle kruisspinnen in mijn tuintje waren wonderlijk obees. Ik verzamelde de slakken met de mooiste huisjes en schakelde hen in voor het zeer lokale kweekprogramma - mijn moeder was zo galant om de helft van hen eens vrij te laten op een rustiek landweggetje. Met bijen en hommels had ik dan weer eerder een langeafstandsrelatie, in die zin dat ik hen vanop een afstand complimenteerde met hun chubbyness en een snel sprongetje maakte als ze opeens opstegen naar mijn kant. De verdrinkingsdood van quasi al mijn pissebedden tijdens een onweersbuitje heeft me tot tranen en zware schuldgevoelens toe bewogen.
Ik ken de grootte van een koninginnenpage, herken de rupsen die zich niet tot vlinders, maar een of andere geelbuikige vliegensoort ontpoppen en ik weet wat dit is. Wat allemaal niet wegneemt dat ik elk jaar op Werelddierendag, toen de meeste leerlingen effectief met een beestje aan kwamen zetten in de klas, enkel een foto tonen kon van Punkie. Tot vandaag. 
Mijn neefje had bergen kittens schattig, beschikbaar en tot overlast wezen te zijn in zijn tuin, wij waren met z'n allen komen kijken en mijn gezwichte moeder had de esthetische knoop doorgehakt: één vrouwtje, grijs, wit slabbetje, witte kniekousjes en een zwart neusje. Mijn oom was zo galant om de rest van de nestjes, ouders inclusief, vrij te laten op een rustiek boerderijtje. 


"De poes moest nog naar de dokter. Dus ze kon nog niet komen. Morgen dan, waarschijnlijk", antwoordt mijn vader rustig, niet eens opkijkend van zijn afwas. Mijn teleurstelling is zo groot en intens dat ik hem niet eens beleefd wil verstoppen, nee, ik gooi me zo opvallend mogelijk in de zetel, bijt mijn opkomende tranen weg en mijmer over de oneerlijkheid van het bestaan. Wie denkt dat tienjarigen geen depressieve momenten kunnen kennen, zijn hartstochtelijk verkeerd.

"Miaaaauw?"

Het klonk zo zacht, klaaglijk en vragend, en het maakte me gek van geluk. In een tel sprong ik de zetel uit, legde me op mijn buik en zag daar een klein hoopje poes verscholen.

...

Het gaat niet goed met zara. Heeft terug een attakje gehad. Kan nu totaal niets meer zien. En we moeten haar eten geven. Ze heeft vannacht in de zetel gepiest en kaka gedaan. En dat is niet van haar gewoonte. Ze is nu echt aan het uitbollen.

Ik klap mijn gsm dicht en denk na over de te nemen stappen. Toen ik nog thuis woonde, kon ik niet anders dan geconfronteerd worden met haar verval. Hoe onze poes, na jarenlang door de dierenarts steevast als 'te dik' te zijn bestempeld, zachtjesaan begon te vermageren, tot je haar ribben kon zien. Hoe ze rond de kerstdagen weigerde te eten en zichzelf zo slap als een vod voor de chauffage neervlee en ik haar achter de rug van mijn ouders om paté, tonijnsalade, boter en zoete woordjes toeschoof. Ze was er weer bovenop gekomen, dat wel, maar we wisten allemaal dat haar eerste attackje een waarschuwing was voor mijn grootste angst die je met liefde noch rede bestrijden kan. 

Ze was dertien jaar. 
Ze was versleten, blind met momenten, en mauwde van pijn en vermoeidheid als je haar zachtjes oppakte. 
Ze was jarenlang mijn beste vriend geweest. 

Wilde ik wel getuige zijn van haar laatste aftakelingen? Ik woon nu in mijn eigen huis, met enkel een jonge, gezonde, dikke wijkkat om af en toe eens binnen te lokken. Ik ben niet verplicht de nakende dood te bezoeken, nee, als ik wil blijf ik gewoon thuis en wacht daar op het definitieve belletje om dan: "Da's jammer, maar het zat er wel aan te komen" te zeggen en me er voor de rest emotioneel buiten te houden. 


Het is erger dan verwacht. Mijn bejaarde poes houdt haar hoofd melodramatisch scheef, alsof ze me bekritiseren wil voor alle foute keuzes die ik in mijn leven genomen heb. Ze kan mijn gezicht lokaliseren dankzij mijn stem, maar haar ogen zijn zo troebel dat ze me onmogelijk kan zien. Door de positie van haar hoofd lijkt ze ook geen grip meer te hebben op de oriëntering van de ruimte: ze loopt de verkeerde kanten op en botst tegen alles aan. 
Ik pak haar etensbakje, vul het en hou het voor haar hoofd. Ze eet. Is dat goed of slecht? Wordt ze beter of blijven mijn ouders een paar weken langer bezorgd over een incontinente, blinde, bejaarde kat? Ze wil naar buiten. Ik pak haar, zet haar zo comfortabel mogelijk in mijn armen en wandel zo naar buiten. Ik laat haar aan wat blaadjes en takjes ruiken en vraag haar of ze het zich herinnert. De tuin, met die ene rozenstruik en een paar buxussen. Kerstmis, met de spar waaronder ze toen binnen en nu buiten zitten kon. Veel laat ik onuitgesproken, tenslotte zijn katten minder menselijk dan sommigen van ons hopen, maar toch. Herinner je het je nog? 


Hoe ik je te vaak te veel te hard gepest heb, omdat ik zo waanzinnig veel nood had aan liefde en die liever uit jou kneep dan me te beheersen? Hoe jij je ook niet meer beheerste en naar me blies, siste, sloeg en klauwde? 
"Heb je je weer aan de poes gesneden?", vroeg Damian geregeld bij het zien van de rode strepen op mijn handen en armen. Ik wou gewoon je vriend worden. Ik heb je, en don't tell anyone, zelfs gelikt, in de hoop zo je poezelige genegenheid te winnen. 

Ik eiste van mijn ouders dat ze jou vlees zouden toestoppen tijdens het eten en het was door mijn toedoen dat je onze borden mocht uitlikken. Jarenlang heb ik overal poesjes getekend, vaak grijs-witte. Je zou kunnen stellen dat jij me cat obsessed gekregen hebt.

Herinner je nog al je slaapplekjes? Vroeger, die ene rieten stoel onder het afdak, voor de renovatie/uitbreiding van onze keuken? Het grote, ronde kussen waar je gedrogeerd tegen smakte nadat we jou de operatie lieten ondergaan waar elke dokter mij te jong voor vindt? De nestjes die we op bed van onze dekens maakten? Of jij die gewoon onder het opengegooide deken liggen ging en wij die je nergens vonden? Het opgewarmde dak, waar mijn vader ooit nog een emmer water over De Scheefkop heeft gekapt toen die jou intimideerde met zijn vervaarlijk, indringend gemauw? 

Ooit ben je in de tuin van de buren beland en dan moest mijn moeder je halen, want je kon zelf de muur niet over springen. Weet je nog? Dat je zelf in bad kon springen om daar te wachten tot iemand de kraan open zou draaien? Niet te hard, niet te zacht, nee, je moest het perfecte straaltje hebben. Hoe kieskeurig je over je eten kon zijn? Hoe moeilijk we jou aan het spelen konden krijgen? Enkel touwtjes en lasers hadden blijvend succes. Hoe je kasten, zetels en tafels rauw hebt gekrabd? Hoe er schimmen van kotsplekken op de mat achterblijven en het vertikten om te verdwijnen? Hoe mal je deed toen we je een vlooienbandje om probeerden te doen? Het leek wel alsof je er depressief van werd. Vogels heb je nooit kunnen pakken, insecten des te meer. Weet je nog hoe kwaad ik was als je op een vlinder kauwde? Hoe ik je mond opentrok en de versufte vlindersjiek buiten weer vrijliet? Hoe een ingeslikte geangelde vergissing je keel liet opzwellen? 

Herinner je je moeder nog? Je neven en nichtjes, ooms en tantes? Je broertjes? Allemaal grijs-wit, maar met een ordinair roze neus, waardoor mijn moeder hen niet wou redden. Zouden ze nog leven? Naar het schijnt, toen mijn ouders jou gingen halen, je in een kartonnen doosje stopten en onder hun snelbinder legden, wel, naar het schijnt liep een van je broertjes achter hen aan toen ze wegfietsten en jij je pootje door de gaatjes stak. Zou hij nog leven? Heb je hem gemist? 

Weet je nog dat ik achter de dood vroeg, smeekte en krijste in jouw bijzijn en jij onvermoeibaar verder at? Hoe mijn vader je ooit schopte tijdens een van zijn onbeheerste woede-aanvallen? Jij kent veel geheimen, poes. Herinner je ze nog?


Ik voel dat ze terug op de grond wilt, dus ik wandel naar binnen en zet ze neer. Ze loopt de verkeerde kant uit, dus ik begeleid haar naar haar opgeplooide handdoek voor de chauffage in de badkamer. Ze gaat direct zitten, hoofd nog steeds vijfenveertig graden in de verkeerde richting gedraaid en begint zich te wassen. Ik aai haar, ze likt me en ik, die altijd gepoogd heb zoveel mogelijk van haar gelukslikjes op mijn vingers te verzamelen, gruw ervan, alsof ze de dood zo op mij zou kunnen overbrengen. 

Dag poes. Geen definitieve dag, nu nog steeds niet, maar het sluipt dichter, elke dag dichter, en ik hoop dat je uiteindelijk onder de grote, middelste steen van ons tuintje begraven wordt, zoals we zo vaak gegrapt hebben. Geen vrees, alleen zul je niet zijn, je hebt de herinnering van een love bird en twee hamsters om je daar, tussen mijn wormen- en pissebeddenvrienden, gezelschap te houden.


Een boze poes.

1 opmerking:

  1. traantje weggepinkt.
    Welke operatie vindt elke dokter je te jong voor?

    BeantwoordenVerwijderen