zondag 10 december 2017

Over slechte lifts en ongure kraakpandjes

Gisteren (7 december) was focking scary, terwijl alles zo geroutineerd begon.

Ik en Thierry ruimden om 9 uur 's ochtends ons karton op, klommen het hek over en childen in het tegenoverliggende park dat te doeltreffend ommuurd was gebleken. Op ons gemakje kuierden we naar de arbitraire lijn die dit Spaanse koloniale overblijfsel scheidt van Marokko. We wisten vijf euro en een ontbijtje (omelet met brood, olijven en koffie) te bemachtigen, schreven 'Nador' op ons bordje en waren helemaal niet voorbereid op de chaos die ons te wachten stond bij de grens.

Iedereen modderde wat aan; terwijl de ene voetganger ontspannen op de weg stond te leuteren, werd er tien keer geclaxoneerd door een hypergestresseerde chauffeur, men reed met auto's op de afrit en de brommers raceten met de klok mee op een rond punt, bestuurders remden zeer bruusk om of geen dodelijk ongeval te veroorzaken of om even gezellig mee te leuteren met die ene voetganger op de weg, er waren verkopers, bedelaars en het was drukdrukdruk.
Voor we ons paspoort konden laten stempelen moesten we een papier invullen ("Geen verblijfplaats in Marokko? Zoek een hotel en schrijf de naam op. Snel!"), dan moesten we terug de rij in voor een stempel en uiteindelijk wandelden we met de spanning in ons hoofd Marokko in.

Onze lift naar Nador ging de daaropvolgende dag (of avond, kon ook) naar het oosten, dichtbij de blijkbaar gesloten grens met Algerije. We mochten mee met hem en slapen was ook geen probleem, alleen... Hij woonde in Melilla. Dat we nèt verlaten hadden.
Het comfort van slapen in een bed, echte maaltijden, een douche... bij een zeer gunstige lift woog meer dan de stress die de grens oversteken met zich meehield, alas, we spendeerden enkele uurtjes op het strand (mooie schelpen daar) en reden 's avonds met hem terug naar Melilla. Hij was een pak meer gespannen dan die ochtend. Vlak voor we de grens bereikten wist hij te melden dat hij nog moest werken. Onverwachts telefoontje enzo. Het zou twee, drie uur duren, wij konden ondertussen lekker kuieren in de stad en dan zou hij ons weer ophalen.
Toen hij de file voor de grens bereikte, moesten wij uit de auto om te voet verder te gaan. In het uur dat we op hem moesten wachten veranderde het 'nog even werken' naar 'het kan zijn dat ik vanavond niet meer thuis kom, en dan spreken we morgen weer af bij de grens, okethanksbye'.

Hoi.

Redelijk ontdaan en uit eigenbelang hopend dat onze lift snel klaar zou zijn met werken, dwaalden we door de stad die we diezelfde ochtend definitief verlaten dachten te hebben. Leuk standbeeld hier, karakteristiek kerkje daar, maar we wilden eten, douchen, slapen...
Op een gegeven moment werden we aangesproken door een brommer. Hij vroemde dat dit geen veilige buurt was en dat we beter terug het centrum opzochten. Hadden we een plaats om te slapen?
Thierry beaamde zeer enthousiast dat we bij vrienden sliepen en de brommer pruttelde weg.

(Ik hoefde slechts één vraag aan hem te stellen om hem te laten realiseren dat iemand ons een kans had gegeven en dat hij deze ondoordacht door zijn vingers had laten slippen.)

Bedrukt gingen we om eten schooien. Een inwoonster was stoïcijns doof en snauwde haar kleuter af toen deze ons belletje vrolijk actief beantwoordde achter hun matglazen voordeur. Een volgend huis bevatte een oud heertje dat enkel Spaans sprak en klaarblijkelijk geen eten in huis had. Terwijl we begripvol instemden met zijn voor ons onbegrijpelijke redevoering, gilde een vrouw op het einde van de straat. Alledrie keken we om, zoekend naar de oorsprong van het steeds panisch klinkender gegil.

Iemand beukte van binnenuit tegen het raampje van een passerende auto. Het raam schoof open en we zagen handen ongecontroleerd grijpen, zwaaien, slaan en er werd gegild, gekrijst en ik voelde mezelf een stap naar voor doen. En nog een stap. Achter me werd een nee geopperd die dwingender werd bij elke stap die ik (letterlijk) ondernam om tot hulp te schieten. Toen ik net een drafje bereikt had werd de nee een bevel en, tot groot ongenoegen van iets in me, remde ik af.
De portiek sloeg bruusk open en een vrouw wurmde zich hysterisch krijsend naar buiten. Mijn voeten probeerden wederom naar voor te gaan, maar een bevel hypnotiseerde ze direct om af te remmen. De vrouw haastte zich naar de andere kant van de auto en trok er een kind uit. Haar gegil stopte pas toen ze haar hand rond dat van haar vermoedelijke kind had gesloten. Ik wou nog steeds naar haar toe, maar mijn lief eiste dat ik hier zou blijven.
Ondertussen kwam het oude heertje zijn huis uitgelopen met een sabel. Op dat moment rende ik alsnog naar het einde van de straat waar ik de vrouw die godweetwat had moeten doorstaan kon zien wegwandelen. Nog steeds wou ik naar haar toe snellen, controleren of ze in orde was, veilig, haar beschermen of op z'n minst tonen dat ze niet alleen was, maar Thierry's angst stond het niet toe en het deeltje 'held' van me dat wou helpen, was nog niet voldoende ontwikkeld om tegen hem in verzet te gaan.

Ik was razend. Het was acht uur geleden dat ik nog iets had gegeten en alle resterende energie propte ik in mijn woede.
Mijn lief had me mentaal tegengehouden iemand te helpen. Uit angst, eigenbelang, liefde, het maakt allemaal niks uit. Iemand had om hulp geschrééuwd en werd aan haar lot overgelaten - en dat terwijl wij constant teren op andermans bereidwilligheid ons te helpen. Ik was razend. Op Thierry. Op mezelf. Op iedereen.

Volgens mij zat ik een uur stilletjes te koken op een bankje voor we weer verder gingen. Ik was zo teleurgesteld dat ik vertikte mijn lief te helpen, zelfs toen hij panikeerde, kansen liet liggen, de juiste mensen op de verkeerde plaats aansprak... Ondertussen appte onze lift dat hij niet meer thuis ging geraken en dat we elkaar de dag erna konden zien okethanksbye. Thierry kon nu en eten en een slaapplek fiksen, ik had geen fuck meer om te geven.

Hij had net brood, tonijn, wat appels, chocolade en koekjes weten te ritselen toen we een schaduw zagen springen over het hek van een huis dat ik reeds geclassificeerd had als potentieel kraakpand. We keken elkaar aan en haastig renden we ernaartoe, net op tijd om een gestalte zich te zien wurmen door een opening boven een deur waar ooit een raampje had gezeten. De schaduw sprak Engels noch Frans, maar er verscheen een tweede hoofd achter een ander, vrijwel volledig dichtgemetseld raam dat 'Yes, señora, señorita, vamos!' Riep. Ik wees naar de schijnbaar onopgemerkte aanwezigheid van Thierry, maar het bleef bij 'señorita, vamos'. We klommen nerveus over het gepunte hek, klauterden van de vensterbank in het gesloopte raamkozijn, draaiden ons zijdelings naar binnen toe, zochten steun op een kastje en buitelden in het kraakpand. De twee jongens juichten en feliciteerden ons en er kwam nog een derde de trap af, gelokt door alle commotie.

Het huis was zoals verwacht: overal vuil, stof, kapotte meubels, de geur van 'hier wordt overal gekakt' vermengd met schimmel.. Ik was moe, hongerig en niet op mijn gemak. De jongens (want dat waren ze, jongens wiens leeftijd nog niet zo lang met een twee begon) begeleidden ons enthousiast de trap op. Daar werd de groep opeens verdubbeld en er onstond een pittig gesprek waarvan we niets konden verstaan. Ondertussen maakte het señorita-kereltje actief duidelijk dat ik op de matras kon zitten. Over mijn señor werd met geen woord gerept.
We werden naar de aanpalende kamer gevoerd, waar we handen en namen uitwisselden. Er heerste een lacherig sfeertje. Een knul sprak wat Frans, de rest bleef een onverstaanbaar zootje hangjongeren. Geen hippies, punkers, rockers, vagebonden, nope, gewoon het soort volk waar je lichtelijk om voor loopt als ze bij het station luidruchtig staan te wezen.

Mijn nervositeit bleef op en neer bonken. Ik vroeg aan Thierry of hij hier wou slapen en hij zag het wel zitten.
 "Betrouw jij hen?"
"Niet echt. Jij?"
"Nope."
"Slaap jij anders met mij in mijn slaapzak tegen de muur, dan kan ik je beschermen."
"Tegen zes jongens? Jij beschermt me tegen zes jongens?"
(Hij had niet eens gezien dat het er zes waren, zo opgelucht was hij geweest met een matras en een dak boven het hoofd)

Om ons wat respijt te gunnen vroeg ik waar het toilet was. Verontschuldigd schudden ze hun hoofd. "No toilet", en ze gesticuleerden allemaal energiek naar beneden, waar ik naartoe ging om verder te stressen. Slaapplek vergooien of mijn intuïtie negeren? Niet weten wat de nacht ons zou brengen of niet weten of je de nacht ongeschonden zou overleven? Denk. Denk. Twijfel. Angst. Onzekerheid. Denk. Denk.

Na twee minuten stond de hele bende beneden. Ik veinsde schroom vanwege het toilet - hoeveel mensen zouden mijn blote kont al gezien hebben zo? - en hakte de knoop door. De knul die wat Frans kon stond net met zijn vuist tegen de voordeur te bonken om zichzelf, zijn maten (en onbedoeld ons) te vergewissen dat dat ding echt niet open ging, toen ik hem informeerde dat ik buiten naar toilet zou gaan en dan terug zou komen. Ja, naar toilet. Ah, en nog eten zoeken. Eerst toilet, dan eten en daarna komen we onmiddellijk terug.
Ik glimlachte en wuifde en I swear to god, nog nooit ben ik zo probleemloos acrobatisch geweest als toen.

Trillend op mijn benen volgden we een gekregen tip: naar de politie gaan. In Spanje bestaat deze uit drie fracties. Je hebt de lokale politie, de nationale politie en de Guardia Civil. 
De nationale politie had geen interesse in onze fratsen en stuurde ons naar de policia locale. Daar waren we het een uur durende avondprogramma van zo'n vijf agenten. Er werd gegoogletranslatetet, nagedacht, ons paspoort werd gefotokopieerd, er werd beraadslaagd, de van een dronken Pool toegestopte zloty's werden bekeken, iemand van de policia locale werd erbij gehaald, zij maakte telefonisch contact met de enige agente (buiten dienst) die Engels kon en uiteindelijk kwam er een oplossing.

In de stad was een of andere sociale voorziening waar we naartoe konden als we 1) respect hadden voor de bewoners 2) respect hadden voor het gebouw 3) stil waren 4) ons onthielden van naughty stuff 5) toestonden dat onze tassen gecontroleerd werden.
We stemden in en met de politiecombi werden we ter plekke gevoerd. Ik hoopte dat er matrassen waren, misschien zelfs een douche of ontbijt.

Bij aankomst kregen we verrassend genoeg een sleutel in handen geduwd, enkele handdoeken en de uren van ontbijt en lunch. In onze kamer stonden twee eenpersoonsbedden, netjes opgemaakt, fleecedekentje erbij en fuck, zelfs met Frankie, kakkerlak met pleinvrees, is dit een van de beste plaatsen waar we ooit geslapen hebben.

(Momenteel zijn we erin geslaagd ons verblijf te verlengen tot drie dagen. Chill.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten