Gisteren werd ik onverwacht en lafhartig besprongen door een huilbuitje.
Ik zat gewoon lekker mijn springuurtjes te verdoen met sociaal online vertier, toen ik opeens oncontroleerbaar en zonder directe aanleiding begon te grienen, en nog niet eens een beetje ook. Tranen, tranen, massa's tranen, even een traanklierenpauze en dan begonnen we er weer aan.
'Blèren uit colère', een sympathieke slogan, maar onwaar. Ik was niet boos, heck, ik was niet eens verdrietig. De zon scheen, mijn werkdag zat er bijna op, het internet had nog steeds nut en ik stond net op het punt me enkele sneetjes hazelnotenbrood met smeuïge kaasjes toe te eigenen toen ik me opeens van alle levenslust verlaten wist. Alsof de muzikanten van Fiddler's Green samen met hun muziek enkele Dementors uit mijn laptop hadden geperst.
'Blèren uit colère', een sympathieke slogan, maar onwaar. Ik was niet boos, heck, ik was niet eens verdrietig. De zon scheen, mijn werkdag zat er bijna op, het internet had nog steeds nut en ik stond net op het punt me enkele sneetjes hazelnotenbrood met smeuïge kaasjes toe te eigenen toen ik me opeens van alle levenslust verlaten wist. Alsof de muzikanten van Fiddler's Green samen met hun muziek enkele Dementors uit mijn laptop hadden geperst.
Het verdriet stond delicaat en uiterst zichtbaar op mijn ogen geschilderd, dus ik nam wat verantwoordelijkheid en mijn gsm erbij en belde naar het secretariaat om de situatie uit te leggen en te vragen of mijn aanwezigheid bij het komende studie-uur vereist was. Er waren nog andere leerkrachten, maar ik moest 'zo snel mogelijk' komen. D'accord.
Op mijn gemakje perste ik de laatste druppels treurnis uit mijn ziel, at nog een extra boterhammetje en wachtte tot de rust voldoende in me was weergekeerd. Dertig minuten, om perfect te zijn.
Het ging pertans zo goed de laatste week - al had dat meer te maken met de onverwachte komst van zeer gewenst gezelschap dan met mijn eigen verwerkingsproces.
Twee weken geleden lag ik namelijk op donderdagochtend nog lekker in mijn bed toen de bel ging. Ik stak een dikke mentale middenvinger op en kroop dieper onder mijn laken... toen er wederom aangebeld werd. Balend, zuchtend en dik tegen mijn zin stond ik op, liep de trap af, wikkelde mijn naaktheid in mijn mooiste fleecedeken en opende de deur voor twee vermoeide Canadese gansjes.
Redelijk uit mijn doen en inwendig twijfelend aan het realiteitsgehalte van de toenmalige gebeurtenissen brouwde ik een stevige kan thee, liet me op de ene schoot en half uit m'n deken glijden en begon wat Engels te wauwelen. Een uurtje hebben we zo tussen droom en werkelijkheid gezeten, dan kropen we mijn bed terug in, dat ik na twee uur wederom verlaten moest wegens arbeidsverplichtingen. Een zeer exemplarische start van de week die komen zou en waarin iedereen-behalve-ééntje zich schaamteloos kon overgeven aan laat het nest in en nog later het nest uit vliegen.
Het moet gezegd worden: het was een zeer aangename week. Ik mag dan wel slachtoffer geworden zijn van een systematisch slaaptekort en enkele niet al te verantwoordelijke gasten, ik voelde me tenminste weer gelukkig. Samen met de rust en de ordelijke opgeruimdheid in mijn huis verdween ook de sombere gemoedstoestand, de cynische neerslachtigheid en het gebrek aan levenslust waar ik al een week (die als dubbel aanvoelde) mee te kampen had.
We lachten en dolden en knuffelden en kusten en vreeën en musiceerden en omdat dit alles veeleer buiten plaatsvond, werd de hele wijk erbij betrokken.
Buren wiens naam ik nooit onthouden heb en met wie ik in een jaar tijd slechts een paar maal en haast per ongeluk een 'goedendag' mee heb uitgewisseld, namen opeens hun tuinstoelen bij de hand om zich erbij te zetten. Iemand kwam af met porto en wijn. De nieuwste inwijkelingen, een pasgetrouwd koppeltje (islamitisch maar behoorlijk progressief), bleven iedereen maar voorzien van pannenkoeken, Russisch ijs en watermeloen. Nog een andere bracht bier mee en startte op het einde een kleine geldinzamelactie uit sympathie. Iemands dochter nam haar ukulele bij de hand en begon te spelen en mee te zingen met hun repertoire, terwijl mijn buurman enkele van zijn schaars gebruikte instrumenten buiten installeerde.
Zelfs op het moment dat Hanlan Meisje N°1 bij mij thuis had uitgenodigd, zijn affectie jegens haar lekker uitgebreid tentoonstelde en zo toch enkele wtf?!-momentjes ontlokte bij de buren - zeker de ongeveinsde ontsteltenis van de nieuwe buurman was kostelijk - bleef iedereen fucking sympathiek. Ze hadden allemaal medelijden met mij, dat wel, al zou dat waarschijnlijk een pak geminderd zijn als ze opgemerkt hadden hoe mijn lippen af en toe met die van Hanlans broer in contact kwamen.
Desalniettemin zaten er wel enkele smetjes op mijn geluk, veroorzaakt door het gedrag van Hanlan dat me steeds opvallender weet te storen.
Zijn onverschillige nonchalance die hem verhindert bezorgd te zijn over andermans spullen en die er dus voor gezorgd heeft dat de smerigheid, de chaos en het verval mijn thuis binnen drongen. Zijn gebrek aan eerlijkheid, waardoor hij een kapotgemaakt iets altijd zal wegmoffelen en nooit zal opbiechten. Zijn laksheid in het uitvoeren van opdrachten en zijn talent om de klus steeds door een ander te laten klaren. Zijn pertinente weigering om te vertellen met hoeveel hij al heeft gevreeën en hoeveel meisjes hij nu als zijn liefje beschouwd.
Dit laatste, god, dit laatste. Hoe de fuck kunt ge nu iemand, meerdere mensen zelf, uw liefje noemen als je nog niet eens de decency hebt eerlijk tegen hen te zijn? Zijn antwoord is er steevast eentje in de lijn van 'I don't know and I don't care', maar dat betekent dat
Redelijk uit mijn doen en inwendig twijfelend aan het realiteitsgehalte van de toenmalige gebeurtenissen brouwde ik een stevige kan thee, liet me op de ene schoot en half uit m'n deken glijden en begon wat Engels te wauwelen. Een uurtje hebben we zo tussen droom en werkelijkheid gezeten, dan kropen we mijn bed terug in, dat ik na twee uur wederom verlaten moest wegens arbeidsverplichtingen. Een zeer exemplarische start van de week die komen zou en waarin iedereen-behalve-ééntje zich schaamteloos kon overgeven aan laat het nest in en nog later het nest uit vliegen.
Het moet gezegd worden: het was een zeer aangename week. Ik mag dan wel slachtoffer geworden zijn van een systematisch slaaptekort en enkele niet al te verantwoordelijke gasten, ik voelde me tenminste weer gelukkig. Samen met de rust en de ordelijke opgeruimdheid in mijn huis verdween ook de sombere gemoedstoestand, de cynische neerslachtigheid en het gebrek aan levenslust waar ik al een week (die als dubbel aanvoelde) mee te kampen had.
We lachten en dolden en knuffelden en kusten en vreeën en musiceerden en omdat dit alles veeleer buiten plaatsvond, werd de hele wijk erbij betrokken.
Buren wiens naam ik nooit onthouden heb en met wie ik in een jaar tijd slechts een paar maal en haast per ongeluk een 'goedendag' mee heb uitgewisseld, namen opeens hun tuinstoelen bij de hand om zich erbij te zetten. Iemand kwam af met porto en wijn. De nieuwste inwijkelingen, een pasgetrouwd koppeltje (islamitisch maar behoorlijk progressief), bleven iedereen maar voorzien van pannenkoeken, Russisch ijs en watermeloen. Nog een andere bracht bier mee en startte op het einde een kleine geldinzamelactie uit sympathie. Iemands dochter nam haar ukulele bij de hand en begon te spelen en mee te zingen met hun repertoire, terwijl mijn buurman enkele van zijn schaars gebruikte instrumenten buiten installeerde.
Zelfs op het moment dat Hanlan Meisje N°1 bij mij thuis had uitgenodigd, zijn affectie jegens haar lekker uitgebreid tentoonstelde en zo toch enkele wtf?!-momentjes ontlokte bij de buren - zeker de ongeveinsde ontsteltenis van de nieuwe buurman was kostelijk - bleef iedereen fucking sympathiek. Ze hadden allemaal medelijden met mij, dat wel, al zou dat waarschijnlijk een pak geminderd zijn als ze opgemerkt hadden hoe mijn lippen af en toe met die van Hanlans broer in contact kwamen.
Desalniettemin zaten er wel enkele smetjes op mijn geluk, veroorzaakt door het gedrag van Hanlan dat me steeds opvallender weet te storen.
Zijn onverschillige nonchalance die hem verhindert bezorgd te zijn over andermans spullen en die er dus voor gezorgd heeft dat de smerigheid, de chaos en het verval mijn thuis binnen drongen. Zijn gebrek aan eerlijkheid, waardoor hij een kapotgemaakt iets altijd zal wegmoffelen en nooit zal opbiechten. Zijn laksheid in het uitvoeren van opdrachten en zijn talent om de klus steeds door een ander te laten klaren. Zijn pertinente weigering om te vertellen met hoeveel hij al heeft gevreeën en hoeveel meisjes hij nu als zijn liefje beschouwd.
Dit laatste, god, dit laatste. Hoe de fuck kunt ge nu iemand, meerdere mensen zelf, uw liefje noemen als je nog niet eens de decency hebt eerlijk tegen hen te zijn? Zijn antwoord is er steevast eentje in de lijn van 'I don't know and I don't care', maar dat betekent dat
- hij een asshole is als hij de waarheid spreekt. Hoe moeilijk is het immers om even na te denken hoeveel meisjes je ongeveer gehad hebt en die dan zowaar op te tellen? Hij weet dat hij mij en die (?) aantal andere grieten schoffeert door het zo geheim te houden, dus zijn we dan echt zo weinig voor hem waard dat hij zich niets van die gevoelens aantrekt - en niet eens onthouden kan hoeveel liefjes hij heeft?
- hij ook bij een leugen nog steeds een asshole blijft. Hoe zielig is het niet om dat cijfer, gesteld dat hij het daadwerkelijk weet, geheim te houden terwijl al zijn meisjes wel volledig open kaart spelen met hem? Wat bereik je daarmee? Het gevoel mysterieus te zijn terwijl je de mensen die zich emotioneel en lichamelijk aan je gehecht hebben kwetst, frustreert en niet in vertrouwen durft te nemen?
Zo zou ik bijvoorbeeld heel erg graag een alfamannetje vinden; de onbetwistbare emotionele leider van de bende friendswithbenefits en onenightstands, de jongen waar ik het meest van zou houden, mijn soulmate, degene die ik naar mijn familie zou meenemen en tegen de hele wereld introduceer als mijn lief. Mogelijkerwijs zal ik meerdere liefjes hebben, die kans lijkt me zelfs zeer reëel, maar vooralsnog wil ik één iemand om die maatschappelijk beladen term met recht te dragen.
"Hm," antwoordde Hanlan, "I don't know. I don't want any difference, I want to love you all the same."
En die zin heeft me aan het denken gezet, en hard ook. Wat hij vertelt is namelijk een contradictio in terminis: het is onmogelijk om evenveel te houden van verschillende liefjes. Je kunt van meerdere mensen houden, ja, maar als je verliefd bent geworden op hun persoonlijkheid is het onmogelijk om van iedereen even passioneel te houden, want iedereen_heeft_een_andere_persoonlijkheid, waarvan sommigen nu eenmaal beter bij die van u passen dan anderen.
(Op de piek van mijn fwb-verzameling wou ik een paar uitverkoren elk weekend en anderen slechts enkele keren per jaar ontmoeten, want met sommige jongens klikte het gewoon opvallender beter, zowel in als buiten de lakens.)
Dat Hanlan blijkbaar voor al z'n meisjes dezelfde hoeveelheid liefde voelt, vind ik uitermate verontrustend. Ergens laat dit mij geloven dat hij verliefd is op de liefde zelf, en dan specifiek op de coup de foudre van de eerste weken. Langer blijft hij ook nergens, dus hij heeft net genoeg tijd om verliefd te worden op een jonge, interessante en aantrekkelijke vrouw, die dan voor enkele dagen in zijn armen kan zwijmelen, vol bewondering in zijn ogen wegdoezelt en de breedste en meest gelukzalige glimlach tevoorschijn tovert na de seks - en hij verdwijnt uit het beeld voordat het ook maar enigszins serieus of problematisch kan worden.
Zolang we vol overgave passioneel lichtzinnig van hem houden, houdt hij van ons, zonder zelf te beseffen dat we in se perfect inwisselbaar zijn.
Over mij zal hij spreken als 'a girl', misschien zelfs als 'a Belgian girl' en meer persoonlijke identiteit zal hij me niet gunnen ten overstaan van zijn andere veroveringen. Zelf grapt hij dan weer wel dat ik zijn naam op mijn lichaam zou moeten tatoeëren - en met wat pech vindt hij ooit een meisje naïef genoeg om dat daadwerkelijk te doen.
Ik vind het treurig. Beledigend. Respectloos. Kwetsend. En ik weet dat als ik zou kunnen kiezen tussen zijn gouden verlovingsring-met-diamantje of het metaal van jouw sleutel, je mij bij jou thuis zou aantreffen.
Alleen heb ik geen keuze. Het enige wat ik heb is een ring van een jongen die letterlijk al zijn juwelen weggegeven heeft aan de liefjes die hij niet eens onthouden kan (Meisje N°1 liep vorige week, wegens een nijpend gebrek aan ringen, opeens met zijn ketting rond) en zelfs hem heb ik nu niet meer.
De ochtend na hun vertrek werd ik, na een pauze van exact zeven dagen, weer wakker met tranen in de ogen. Tranen die nu schijnbaar ook op willekeurige momenten eruit willen springen om me ervan te vergewissen dat ik u nog steeds mis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten