"Niet als ik gelukkig ben. Dat is niet interessant om te lezen. Laat ons dus maar hopen dat het lang duurt eer ik iets te schrijven heb."
zei ik zo'n twee maanden geleden. Sindsdien heb ik effectief mijn toetsenbord stof laten vergaren en slechts een paar kleine, pietluttige teksten bedacht om toch wat leven in mijn blog te typen. Geen enkele frustratie, treurnis, woede of teleurstelling was groot genoeg om het van me af te moeten schrijven.
(Zet Beethovens vijfde maar op)
Tot nu.
Mijn eerder uitgeschreven conversatie vond plaats in een chique appartement in Brussel. Statige, hoge muren, keurig wit gekalkt. Gordijnen die op maat gemaakt zouden moeten worden om de bijpassende ramen volledig te kunnen bedekken. Art nouveau-vloertje waar mijn moeder dol op zou zijn. Wegens recente verhuizing en tijdelijk gebrek aan een zetel, zaten Rex en ik op zijn bed een beetje onbekommerd gelukkig te wezen.
Hij had me online aangesproken. Blog gelezen. Interesse gewekt. Date? Met plezier.
Ik treinde naar onze Europese smeltkroes van een hoofdstad. Betaalde vervoerskosten voor de tram. Stapte af bij de vooraf meegedeelde halte. Zag niemand. Wandelde een paar meter verder. Keek naar een dichterbijkomend heerschap en voelde intuïtief aan dat de deuteragonist gearriveerd was.
Rex woonde samen met zijn roommate, en met z'n drieën brachten we de avond door, babbelend over muziek, platen draaien, verder converseren over muziek, platen omdraaien, muzieksmeningen delen, platen in hoezen steken, onderwerp naar games wijzigen, nieuwe plaat opleggen... Je zou kunnen stellen dat ik er een beetje voor spek en bonen bijzat - muziek is niet mijn dada, remember - maar toch vond ik het een reuzeleuke avond. Muziek, joints, twee heren die interesse in u tonen... wat behoeft een jongedame nog meer?
Wegens de poezelige gevolgen van een fles whisky de dag voordien zat mijn date er tamelijk stilletjes bij en was het zijn roommate die poogde me intellectueel te imponeren, which he kinda did, maar het ontbrak hem aan de fysieke aantrekkingskracht die Rex wèl had. Met hem had ik die avond ironisch genoeg amper gesproken, maar ik voelde dat het goed zat. Toch voor een nachtje.
En toen keek ik terloops naar hem en voelde ik uit de in maagzuur verdronken assen van mijn hart feniksvlinders ontpoppen.
En toen keek ik terloops naar hem en voelde ik uit de in maagzuur verdronken assen van mijn hart feniksvlinders ontpoppen.
Tiens.
Met spijt vertrok ik van onze eerste date, om het volgende weekend volledig met hem te spenderen, net zoals het weekend erna, en erna, en erna, et cetera. We dansten en rookten en vreeën en dronken en gameden en ik was gelukkig. Zelfs toen ik besefte dat hij, hij die op onze eerste date zijn verachting jegens dramaqueens ondubbelzinnig hard geuit had, zelf constant muggen tegen zijn lippen aandrukte om hen tot olifanten op te blazen. Hij. Kon. Zagen. Maar dan ook echt onevenredig hard bij elke pietluttigheid die niet volgens zijn wens verliep.
Dat was een mindere, maar ik kon er nog mee leven.
Toen bleek dat iemand zijn vaatje geduld kapot had geslagen. Naast the usual 'geen tijd verspillen' en 'zo snel mogelijk ergens willen zijn', betekende dit ook concreet dat hij verwachtte dat je, als hij één keer iets had uitgelegd, dat direct onthouden had. Zo niet, tja, dan was er weer reden voor een mug om naar zijn lippen te zoemen.
Dat was ook niet zo aangenaam, maar... çava, çava.
Rex gaf de eerste dates nog complimentjes, tot ook dat vaatje omgestoten en uitgegoten was. Vanaf dan werd er enkel veelvuldig ongefilterde kritiek mijn kant op getrompetterd.
Dat kan ook niet prettig genoemd worden, maar het bleef doenbaar. Zeker omdat ik ook bereid was mijn verantwoordelijkheid op te nemen - dit wil zeggen: durven communiceren. Het zeggen als je iets niet prettig vindt. En, eerlijk is eerlijk, hij heeft effectief moeite gedaan zich te beteren.
Alleen vandaag is hij dat een heel klein onbenullig tikkeltje vergeten te doen.
Hij zat, voor de verandering, eens bij mij. De ochtend was redelijk goed verlopen, buiten wat gezaag van zijn kant, maar bon ja, c'est la vie. Tot zijn roommate belde. Ik hoorde genoeg woorden doorsijpelen om te verstaan dat er of een malloot per ongeluk hun appartement in was gesukkeld of dat een onbetrouwbaar sujet expres binnen was gebroken en mogelijks dingen ontvreemd had.
Genoeg woorden om te begrijpen dat Rex naar zijn appartement zou willen, as soon as possible, dus ik ging mijn spullen al bijeenscharrelen zodat we geen tijd zouden verliezen en ik geen gezaag over mij heen zou krijgen over verloren tijd. We vertrokken effectief stante pede naar Brussel: hij kroop in zijn auto, zette de gps aan - fijn, dacht ik, nu krijg ik al zeker geen gezaag te aanhoren dat ik de gps verkeerd hang of te traag ben - en reed achteruit de oprit af. Ik keek zo aandachtig mogelijk naar naderend verkeer, want daar had hij voorgaande keren over lopen drammen en ik wou hem geen enkele reden geven om boos te worden.
"Rechts of links?", vroeg hij.
Rechts of links?, dacht ik. Wat is er rechts of links?
"Wat?", vroeg ik.
"Rechts of links?", vroeg hij opnieuw, en aan de korzeligheid van zijn stem viel op te maken dat ik best zo snel mogelijk het juiste antwoord op kon dissen als ik zijn gezaag beperkt wilde houden - het volledig vermijden, daar was het in deze fase al te laat voor. Dus ik werd, uiteraard, ongelooflijk zenuwachtig terwijl ik me koortsachtig afvroeg the fuck er nu rechts of links was. Hij had zijn gps toch? Dus, dan moest het wel gaan over het naderend verkeer, toch?
"Ik kijk naar rechts", antwoordde ik, volledig onzeker over de juistheid of zelfs nog maar het bestaansrecht van mijn antwoord. Als hij mijn antwoord dom vond, dan zou hij dat zeer duidelijk en zeer geërgerd en zeer frequent laten weten - een wetenschap die me sowieso zou kwetsen, en die ik daarom absoluut vermijden wou. Dus ik kreeg stress die mijn gedachten nog meer vertroebelden en ik hoopte zo hard dat ik het juist had, dat hij niet boos op me zou zijn, of slechts een beetje, een vergeefbaar beetje boos.
Zijn mond produceerde zuchten en inhoudsloze klanken die duidelijk maakten dat mijn tijd er bijna op zat. Nog een paar seconden en het kwade, teleurgestelde, geërgerde gezaag zou losbarsten en me pijn doen. Waarom blijft hij die ene zin herhalen als duidelijk is dat ik hem niet begrijp? Hoe kan ik het zo goed doen?
Rex drukt loeihard op zijn gaspedaal, draait naar links, beseft dat hij naar rechts had gemoeten en braakt al zijn opgeslagen woede brullend over me uit. Voor vijf minuten lang schreeuwt, maar dan ook echt SCHREEUWT hij me toe wat een nutteloze co-chauffeur ik ben, hoe lomp het wel niet is om zoiets simpels als 'rechts of links' afslaan.. dat wou 'ie weten... rechts of links afslaan niet te kunnen beantwoorden, in mijn eigen straat godbetert, compleet nutteloos, dat je zoiets nog niet kunt waarom zei hij niet gewoon 'rechts of links afslaan?' waarom hielp hij niet? godverdomme, beseft ge dan wel niet wat voor haast ik heb, moet je me echt kloten nu, godverdomme, zo nutteloos
Ik schrik en slik en probeer 'de wijze' te zijn, like mommy told me so, en zeg met mijn stem, mijn arme, bange stem, zo rustig mogelijk dat ik begrijp dat hij gestresseerd is, maar dat hij dat niet op mij af moet reageren.
Gestresseerd, the fuck heeft dat er mee te maken, als gij nu eens doet wat er gevraagd wordt, zoveel was dat toch niet, of ja, blijkbaar wel, rechts of links, meer niet, da's alles, maar toch lukte het niet, zo nutteloos, en dat in uw eigen wijk, die gps kan toch niet weten welke kant we op moeten als we op een afrit staan, hoe kunt ge da nu nie weten, zoveel tijd verloren
Ik breek en krimp en blijf onder zijn woorden breken en krimpen. Ik wil huilen. Een traan ontsnapt. Nee. Dat genoegen mag je hem niet geven. Hard zijn. Terugvechten. Mijn gezicht verstrakt en ik schreeuw hem toe, met een stem waar woede angst even onder zijn hoede heeft genomen, dat het zou helpen als hij geen debiele vragen zou stellen, hij zag toch dat ik het niet begreep, spreek dan toch in volzinnen. Debiele vraag, rechts of links, da's geen debiele vraag, iedereen begrijpt die vraag, iedereen behalve gij, niet mijn fout dat gij zoiets simpels niet kunt
Ik voel me heel klein.
Heel nutteloos.
Heel nutteloos.
En bang.
Bang van de woede die naast me zit en me zo probleemloos kwetst en kwetst en kwetst. Zelfs als hij stopt met roepen en zijn gezicht weer zijn normale kleur aanneemt - wat ik veronderstel, want ik durf en wil hem niet aankijken - probeer ik me zo onzichtbaar mogelijk te maken. Dit is niet goed. Je weet dat het niet oké is. Je onzichtbaar maken. Zo uitgekakt worden. Dit. Is. Niet. Oké.
Ik wacht op een verontschuldiging. Iets waardoor ik weet dat ik mijn mening over zijn gedrag kan uiten zonder zout op eigen wondes te strooien. Tot dat moment lik ik ze dan maar wat, huil een beetje, wacht en krijg:
Wilt ge mijn moeder bellen? Ziet da ge wel normaal spreekt nu.
Wilt ge me helpen met de weg of moet ik het weer allemaal alleen doen?
Ge moogt nu ook meezoeken achter een parkeerplaats, hoor, zodat ik niet weer op een gehandicaptenplaats sta wanneer ik vermoeid en uitgeput aan het rijden ben.
...
Beseft hij echt niet hoeveel pijn hij me heeft gedaan?
...
...
In stilzwijgen komen we aan in zijn appartement. Ik probeer zijn blik te ontwijken, wandel zo onzichtbaar mogelijk de trap op en snel direct naar het toilet. Eindelijk kan ik een beetje alleen zijn en veilig en mezelf, zonder de hele tijd gekleineerd en geïntimideerd te worden, en ik plas en huil en er vallen tranen op de grond en ik vraag me af of hij erover zou zagen en ik hou me stil als ik zijn voetstappen hoor en snik en snodder verder als ze weer zijn vertrokken. Ik wil hier blijven. Kan niet. Straks zaagt hij dat je er te lang op zit en wat zeg je dan? 'Sorry, ik ben even aan het huilen hier, just a minute'? Dacht het niet. Ik hoor hem weer passeren, verlaat mijn safe zone om naar, ja, waar te gaan? Het raam. Dan ziet hij je gezicht niet. Ik sta voor het raam, draai mijn armband in mathematische ritmes heen en weer, want herhaling werkt altijd kalmerend, en bedenk me dat zijn brooddoos in mijn tas zit. Je bent in staat om weg te rennen nu. Vluchten. Veel heb je niet meer nodig, en dan ben je foetsj, ribbedebie. En zijn brooddoos dan? Die heeft hij wel nodig.
Ik stap doelbewust richting handtas, bots bijna tegen Rex en eindelijk heeft hij een beetje in de mot dat er iets niet in orde is met dat gekke kind dat al wekenlang alle weekends bij hem zit en waar hij iedere vorm van connectie mee ontkent. Hij slaat zijn armen om me heen en drukt zo alle gebroken hartendeeltjes tegen elkaar, die dan natuurlijk uit elkaar spatten. Ik huil. Verman je. Je ziet er belachelijk uit. Ik slik en probeer mijn gezicht zo goed mogelijk neutraal te houden. Hij vraagt wat er is. Ik zou hem voor zijn kop moeten slaan, maar ik leg het uit. Hij excuseert zich, knuffelt en kust me zachtjes en is lief en beminnelijk en aardig, tot hij beseft dat het niet volstaat. Dat ik er nog steeds als een armetierig verkreukeld vodje bij zit. Dus hij probeert het rationeel aan te pakken.
"Ja, oké, ik zal zien om u minder te kwetsen, maar dan moet ge ook wel te goei op de vragen antwoorden. Rechts of links, als gij toen gewoon geantwoord had, dan hadden we nu ook geen probleem."
"Ja, oké, ik zal zien om u minder te kwetsen, maar dan moet ge ook wel te goei op de vragen antwoorden. Rechts of links, als gij toen gewoon geantwoord had, dan hadden we nu ook geen probleem."
Wut? Seriously, wut? Wutwutwutwutwut? WUT?
Hierna volgde een vicieus cirkeldiscussietje waarin hij niet wou inzien dat een mens niet dient om tegen geschreeuwd te worden en ik niet wou inzien dat dit allemaal mijn fout was, omdat ik zijn vraag niet begreep. Memorabel moment:
Ik: "PUNT IS DAT GE NIET ZO SCHREEUWT TEGEN MENSEN. DAT DOET GE NOG NIET TEGEN EEN HOND!"
Hij: "EEN HOND IS EEN INTELLIGENT DIER, DA WEET TENMINSTE WAT RECHTS OF LINKS IS!"
Ik geloof dat er toen iemand de trap is afgestormd, net niet struikelde, haar naam achter de dichtgegooide deur schallend door de hal ik wil terug, echt, ik wil, maar ge hebt iets gezegd dat niet kon, dus nu moet ik weg de deur opendeed en wegrende, in onbekende richting, hyperventilerend en bleitend dat het geen naam heeft.
Zo'n vijf huizen later werd ik tegengehouden door een vrouw, een lieve, sympathieke schat van een vrouw - en ik bedacht me dat Rex zou zagen dat ze lelijk was. Ik was in zo'n staat van emotionele ontbinding dat ze zich door haar humaniteit verplicht voelde te helpen en me binnen pakte, in het artistieke huis van haar vriendin. Van hen kreeg ik knuffels en een stukje pizza en thee en een yoghurtje en nog meer thee en, het allerbelangrijkste: een sneufje empathie. Ze herinnerden me aan het besef dat me liet wegrennen: het is niet oké om zo behandeld te worden. Absoluut niet oké. Een liefje dat cool is en uw persoonlijkheid (on)gewild verpulvert, is niet cool. Een liefje dat tegen je roept of je uitscheldt omdat je een fout maakt, zo'n kleintje dan nog wel, is niet cool. Wat gaat die doen als je eens iets breekt van hem? En hij heeft je niet eens gebeld toen je in jouw staat het huis uitgerend was in een stad waar je niemand kent? Wat een klootzak.
Ik slik en denk: nee.
Nee, hij is geen klootzak, hij gedraagt zich als een. Ik heb in zijn ogen gekeken en zijn persoonlijkheid gezien. Zijn kern is zacht en lief en zo, zo, zoooo beschadigd. Daarom heeft hij zich omhuld met woede. En die woede heeft vandaag gewonnen.
Dus nu vraag ik je: Was het een slag of de oorlog?
Als het de oorlog is, dan zal ik je bewaren in mijn geheugen, je daar af en toe uit opvissen, het geluk dat we eventjes gekend hebben zachtjes aaien en treurig worden. En bezorgd.
Dus nu vraag ik je: Was het een slag of de oorlog?
Als het de oorlog is, dan zal ik je bewaren in mijn geheugen, je daar af en toe uit opvissen, het geluk dat we eventjes gekend hebben zachtjes aaien en treurig worden. En bezorgd.
Als het een slag is, dan ben jij nu aan de beurt. Maar god, wees verzekerd dat ge goede kaarten zult mogen leggen.
Kies.
Kies.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten