zondag 10 december 2017

Over slechte lifts en ongure kraakpandjes

Gisteren (7 december) was focking scary, terwijl alles zo geroutineerd begon.

Ik en Thierry ruimden om 9 uur 's ochtends ons karton op, klommen het hek over en childen in het tegenoverliggende park dat te doeltreffend ommuurd was gebleken. Op ons gemakje kuierden we naar de arbitraire lijn die dit Spaanse koloniale overblijfsel scheidt van Marokko. We wisten vijf euro en een ontbijtje (omelet met brood, olijven en koffie) te bemachtigen, schreven 'Nador' op ons bordje en waren helemaal niet voorbereid op de chaos die ons te wachten stond bij de grens.

Iedereen modderde wat aan; terwijl de ene voetganger ontspannen op de weg stond te leuteren, werd er tien keer geclaxoneerd door een hypergestresseerde chauffeur, men reed met auto's op de afrit en de brommers raceten met de klok mee op een rond punt, bestuurders remden zeer bruusk om of geen dodelijk ongeval te veroorzaken of om even gezellig mee te leuteren met die ene voetganger op de weg, er waren verkopers, bedelaars en het was drukdrukdruk.
Voor we ons paspoort konden laten stempelen moesten we een papier invullen ("Geen verblijfplaats in Marokko? Zoek een hotel en schrijf de naam op. Snel!"), dan moesten we terug de rij in voor een stempel en uiteindelijk wandelden we met de spanning in ons hoofd Marokko in.

Onze lift naar Nador ging de daaropvolgende dag (of avond, kon ook) naar het oosten, dichtbij de blijkbaar gesloten grens met Algerije. We mochten mee met hem en slapen was ook geen probleem, alleen... Hij woonde in Melilla. Dat we nèt verlaten hadden.
Het comfort van slapen in een bed, echte maaltijden, een douche... bij een zeer gunstige lift woog meer dan de stress die de grens oversteken met zich meehield, alas, we spendeerden enkele uurtjes op het strand (mooie schelpen daar) en reden 's avonds met hem terug naar Melilla. Hij was een pak meer gespannen dan die ochtend. Vlak voor we de grens bereikten wist hij te melden dat hij nog moest werken. Onverwachts telefoontje enzo. Het zou twee, drie uur duren, wij konden ondertussen lekker kuieren in de stad en dan zou hij ons weer ophalen.
Toen hij de file voor de grens bereikte, moesten wij uit de auto om te voet verder te gaan. In het uur dat we op hem moesten wachten veranderde het 'nog even werken' naar 'het kan zijn dat ik vanavond niet meer thuis kom, en dan spreken we morgen weer af bij de grens, okethanksbye'.

Hoi.

Redelijk ontdaan en uit eigenbelang hopend dat onze lift snel klaar zou zijn met werken, dwaalden we door de stad die we diezelfde ochtend definitief verlaten dachten te hebben. Leuk standbeeld hier, karakteristiek kerkje daar, maar we wilden eten, douchen, slapen...
Op een gegeven moment werden we aangesproken door een brommer. Hij vroemde dat dit geen veilige buurt was en dat we beter terug het centrum opzochten. Hadden we een plaats om te slapen?
Thierry beaamde zeer enthousiast dat we bij vrienden sliepen en de brommer pruttelde weg.

(Ik hoefde slechts één vraag aan hem te stellen om hem te laten realiseren dat iemand ons een kans had gegeven en dat hij deze ondoordacht door zijn vingers had laten slippen.)

Bedrukt gingen we om eten schooien. Een inwoonster was stoïcijns doof en snauwde haar kleuter af toen deze ons belletje vrolijk actief beantwoordde achter hun matglazen voordeur. Een volgend huis bevatte een oud heertje dat enkel Spaans sprak en klaarblijkelijk geen eten in huis had. Terwijl we begripvol instemden met zijn voor ons onbegrijpelijke redevoering, gilde een vrouw op het einde van de straat. Alledrie keken we om, zoekend naar de oorsprong van het steeds panisch klinkender gegil.

Iemand beukte van binnenuit tegen het raampje van een passerende auto. Het raam schoof open en we zagen handen ongecontroleerd grijpen, zwaaien, slaan en er werd gegild, gekrijst en ik voelde mezelf een stap naar voor doen. En nog een stap. Achter me werd een nee geopperd die dwingender werd bij elke stap die ik (letterlijk) ondernam om tot hulp te schieten. Toen ik net een drafje bereikt had werd de nee een bevel en, tot groot ongenoegen van iets in me, remde ik af.
De portiek sloeg bruusk open en een vrouw wurmde zich hysterisch krijsend naar buiten. Mijn voeten probeerden wederom naar voor te gaan, maar een bevel hypnotiseerde ze direct om af te remmen. De vrouw haastte zich naar de andere kant van de auto en trok er een kind uit. Haar gegil stopte pas toen ze haar hand rond dat van haar vermoedelijke kind had gesloten. Ik wou nog steeds naar haar toe, maar mijn lief eiste dat ik hier zou blijven.
Ondertussen kwam het oude heertje zijn huis uitgelopen met een sabel. Op dat moment rende ik alsnog naar het einde van de straat waar ik de vrouw die godweetwat had moeten doorstaan kon zien wegwandelen. Nog steeds wou ik naar haar toe snellen, controleren of ze in orde was, veilig, haar beschermen of op z'n minst tonen dat ze niet alleen was, maar Thierry's angst stond het niet toe en het deeltje 'held' van me dat wou helpen, was nog niet voldoende ontwikkeld om tegen hem in verzet te gaan.

Ik was razend. Het was acht uur geleden dat ik nog iets had gegeten en alle resterende energie propte ik in mijn woede.
Mijn lief had me mentaal tegengehouden iemand te helpen. Uit angst, eigenbelang, liefde, het maakt allemaal niks uit. Iemand had om hulp geschrééuwd en werd aan haar lot overgelaten - en dat terwijl wij constant teren op andermans bereidwilligheid ons te helpen. Ik was razend. Op Thierry. Op mezelf. Op iedereen.

Volgens mij zat ik een uur stilletjes te koken op een bankje voor we weer verder gingen. Ik was zo teleurgesteld dat ik vertikte mijn lief te helpen, zelfs toen hij panikeerde, kansen liet liggen, de juiste mensen op de verkeerde plaats aansprak... Ondertussen appte onze lift dat hij niet meer thuis ging geraken en dat we elkaar de dag erna konden zien okethanksbye. Thierry kon nu en eten en een slaapplek fiksen, ik had geen fuck meer om te geven.

Hij had net brood, tonijn, wat appels, chocolade en koekjes weten te ritselen toen we een schaduw zagen springen over het hek van een huis dat ik reeds geclassificeerd had als potentieel kraakpand. We keken elkaar aan en haastig renden we ernaartoe, net op tijd om een gestalte zich te zien wurmen door een opening boven een deur waar ooit een raampje had gezeten. De schaduw sprak Engels noch Frans, maar er verscheen een tweede hoofd achter een ander, vrijwel volledig dichtgemetseld raam dat 'Yes, señora, señorita, vamos!' Riep. Ik wees naar de schijnbaar onopgemerkte aanwezigheid van Thierry, maar het bleef bij 'señorita, vamos'. We klommen nerveus over het gepunte hek, klauterden van de vensterbank in het gesloopte raamkozijn, draaiden ons zijdelings naar binnen toe, zochten steun op een kastje en buitelden in het kraakpand. De twee jongens juichten en feliciteerden ons en er kwam nog een derde de trap af, gelokt door alle commotie.

Het huis was zoals verwacht: overal vuil, stof, kapotte meubels, de geur van 'hier wordt overal gekakt' vermengd met schimmel.. Ik was moe, hongerig en niet op mijn gemak. De jongens (want dat waren ze, jongens wiens leeftijd nog niet zo lang met een twee begon) begeleidden ons enthousiast de trap op. Daar werd de groep opeens verdubbeld en er onstond een pittig gesprek waarvan we niets konden verstaan. Ondertussen maakte het señorita-kereltje actief duidelijk dat ik op de matras kon zitten. Over mijn señor werd met geen woord gerept.
We werden naar de aanpalende kamer gevoerd, waar we handen en namen uitwisselden. Er heerste een lacherig sfeertje. Een knul sprak wat Frans, de rest bleef een onverstaanbaar zootje hangjongeren. Geen hippies, punkers, rockers, vagebonden, nope, gewoon het soort volk waar je lichtelijk om voor loopt als ze bij het station luidruchtig staan te wezen.

Mijn nervositeit bleef op en neer bonken. Ik vroeg aan Thierry of hij hier wou slapen en hij zag het wel zitten.
 "Betrouw jij hen?"
"Niet echt. Jij?"
"Nope."
"Slaap jij anders met mij in mijn slaapzak tegen de muur, dan kan ik je beschermen."
"Tegen zes jongens? Jij beschermt me tegen zes jongens?"
(Hij had niet eens gezien dat het er zes waren, zo opgelucht was hij geweest met een matras en een dak boven het hoofd)

Om ons wat respijt te gunnen vroeg ik waar het toilet was. Verontschuldigd schudden ze hun hoofd. "No toilet", en ze gesticuleerden allemaal energiek naar beneden, waar ik naartoe ging om verder te stressen. Slaapplek vergooien of mijn intuïtie negeren? Niet weten wat de nacht ons zou brengen of niet weten of je de nacht ongeschonden zou overleven? Denk. Denk. Twijfel. Angst. Onzekerheid. Denk. Denk.

Na twee minuten stond de hele bende beneden. Ik veinsde schroom vanwege het toilet - hoeveel mensen zouden mijn blote kont al gezien hebben zo? - en hakte de knoop door. De knul die wat Frans kon stond net met zijn vuist tegen de voordeur te bonken om zichzelf, zijn maten (en onbedoeld ons) te vergewissen dat dat ding echt niet open ging, toen ik hem informeerde dat ik buiten naar toilet zou gaan en dan terug zou komen. Ja, naar toilet. Ah, en nog eten zoeken. Eerst toilet, dan eten en daarna komen we onmiddellijk terug.
Ik glimlachte en wuifde en I swear to god, nog nooit ben ik zo probleemloos acrobatisch geweest als toen.

Trillend op mijn benen volgden we een gekregen tip: naar de politie gaan. In Spanje bestaat deze uit drie fracties. Je hebt de lokale politie, de nationale politie en de Guardia Civil. 
De nationale politie had geen interesse in onze fratsen en stuurde ons naar de policia locale. Daar waren we het een uur durende avondprogramma van zo'n vijf agenten. Er werd gegoogletranslatetet, nagedacht, ons paspoort werd gefotokopieerd, er werd beraadslaagd, de van een dronken Pool toegestopte zloty's werden bekeken, iemand van de policia locale werd erbij gehaald, zij maakte telefonisch contact met de enige agente (buiten dienst) die Engels kon en uiteindelijk kwam er een oplossing.

In de stad was een of andere sociale voorziening waar we naartoe konden als we 1) respect hadden voor de bewoners 2) respect hadden voor het gebouw 3) stil waren 4) ons onthielden van naughty stuff 5) toestonden dat onze tassen gecontroleerd werden.
We stemden in en met de politiecombi werden we ter plekke gevoerd. Ik hoopte dat er matrassen waren, misschien zelfs een douche of ontbijt.

Bij aankomst kregen we verrassend genoeg een sleutel in handen geduwd, enkele handdoeken en de uren van ontbijt en lunch. In onze kamer stonden twee eenpersoonsbedden, netjes opgemaakt, fleecedekentje erbij en fuck, zelfs met Frankie, kakkerlak met pleinvrees, is dit een van de beste plaatsen waar we ooit geslapen hebben.

(Momenteel zijn we erin geslaagd ons verblijf te verlengen tot drie dagen. Chill.)

zondag 19 november 2017

Frankrijk (1)

In een auto vol psychedelische muziek van een reeds vergane band (Forever Pavot) overloop ik mijn herinneringen aan afgelopen week, beginnende bij de dikke joint die beide Deliriums (Deliria?) gebongd hebben tijdens het bekijken van Fantasia en hoogstwaarschijnlijk eindigend bij het huidige ritje naar La Rochelle.

Vrijdag was hectisch. Hanne afgehaald van het station en haar naar mijn huis begeleid, terug richting stadhuis gefietst om de domiciliëring van Damian in orde te brengen, met de hele bende samen gezeten opdat ik niet (te) pissig word van de toestand van mijn huis bij terugkomst, afscheidskaartje gepend voor de buurman en dan op het gemakje naar mijn ouders geracet om afscheid te nemen voor de vijfde keer.
De Fantasia-joint was echt niet louter ter amusement. Zorgeloos vielen we rond middernacht in slaap.

Zaterdag vertrokken we in de voormiddag (mijn slaapzak was verdwaald op zolder) richting Frankrijk. Naar Kortrijk via Gent, afbuigen naar Brugge - 24 Nederlandse koppels hielden een 'om ter snelst naar Parijs liften'-competitie, waardoor de normale route een pak onaantrekkelijker werd - en de dag afsluitend in Dunkerque.
In het vroege begin van de Tweede Wereldoorlog had den Duits het Engelse en Franse leger daar in de hoek gedreven, waarop de Engelse overheid ordonneerde dat iedereen die zelfs maar een sloep bezat deze naar Duinkerken moest varen om zoveel mogelijk soldaten op te pikken - met succes. Geschiedkundig waardevol stadje met toch maar zo'n drie mooie gebouwen, maar damn, voor de rest valt er geen reet te beleven.
Bij de daklozen konden we een slaapplek fiksen (een schamel bootje) en de dag erna sukkelden we moeizaam verder richting Parijs.

De Franse bevolking is blijkbaar heel vriendelijk en genereus als je hen persoonlijk weet aan te spreken. Het liften ging zelden zo gemakkelijk als op hun station services.
De Franse bevolking is echter zeer schuw, koel en gesloten als het persoonlijk contact ontbreekt. Het liften ging zelden zo moeizaam als aan de kant van een Franse weg.

In Duinkerken stonden we aan de kant van de weg. Op een zondag.
Het is al een wonder dat we enigszins verder raakten: Saint-Omer. Piepklein pittoresk stadje, kathedraaltje erbij, mooimooimooi, maar KOUD dat we het hadden. De temperatuur was zo demotiverend dat we niet eens probeerden sociaal te doen. We schooiden ons eten bij elkaar en boekten het goedkoopste hotel dat er was, en veel zegt dat niet. Frankrijk is voelbaar duurder.

Maandag duurde het wederom een eeuwigheid voor we op de snelweg zaten - drie uur en zeven verschillende liftplekken. Op de snelweg werden we meegenomen door een man wiens leven met hem aan de haal ging.

(Vier jaar geleden trouwde hij met een Libanese vrouw die hij niet kende en wiens persoonlijkheid achteraf niet compatibel bleek met de zijne. Hij wou scheiden, dolgraag, maar zijn zwangere vrouw dreigde ermee in zulks geval zowel hun kleuter als hun ongeboren kind mee te nemen naar land van herkomst, zodat hij ze nooit meer zou zien. Zijn familie koos de kant van zijn vrouw. Ook had hij ondertussen een oogje op een mademoiselle.)

's Avonds kwamen we aan in Parijs, stad van de liefde, de para's (net als thuis <3), de her en der verspreid liggende daklozen, de opdringerige straatverkopers, de weldoorvoede ratten en de net niet Albanese verkeerssituatie. Parijs was zoveel drukker (en mooier) dan ik had verwacht.

Het was laat, donker en koud, Couchsurfing bracht geen soelaas en zodoende waren e wel verplicht een hostel te zoeken. 38 euro voor één van de zes matrasjes. Braaf hoestte ik het bedrag op, stout sliepen er die nacht twee mensen in één bedje, van wie de zwartslaper nog twee gratis shotjes had weten te bemachtigen.

Parijs was te groot om in een dag te zien, dus we verlengden ons verblijf met twee nachtjes van andermans gastvrijheid. Met de ene host joints gerookt, een discussie over kaas bijgewoond, vlugjes gevreeën toen we wat tijd (alleen) hadden en met de ander - die ik al kende vanuit Dublin - superbe met stokjes gegeten, gezelschapsspelletjes gespeeld, een luxueuze regendouche uitgetest, het bed laten kraken toen de andere kamer ook niet stil was en vanuit bed op straat gesprongen. Soort van.

Parijs verlaten was dificile. Twee uur lang zaten we aan de rand van de weg te klooien met een bordje, om onmiddellijk meegenomen te worden toen we bij het rode licht op de autoruitjes tikten. Helaas werden we verkeerd gedropt, gelukkig werden we geholpen en zodoende eindigde onze donderdag in Orléans. Prachtig klein stadje, geboorteplaats van Jean d'Arc en nu de woonplaats van een zeer sympathieke host.
Salade, mojito's, feest van Beaujolais (iedereen proeft de nieuwe batch wijn die nog helemaal niet voldoende gerijpt is), slapen in zijn bed en veel privacy hebben omdat de deurklink 'Fuck you' zei en de host niet in zijn eigen huis wou laten. Wij zaten dan ook wel opgesloten, maar met de aanwezigheid van een bed, douche, eten... kan een mens veel verdragen.

Die dag ging het liften waanzinnig vlot, waardoor we op dit eigenste moment onverwacht in La Rochelle zijn gearriveerd.

zondag 9 juli 2017

This kittycat got herself neutered

Toen ik drieëntwintig was, ging ik voor de eerste keer naar de gynaecoloog. Niet voor een preventieve check-up of uit angst voor smerige ziektes, nee, ik had beslist dat het meest ideale leven voor mij er eentje zonder kinderen zou worden en daarvoor had ik hulp nodig van de medische wereld.

Online had ik gezocht naar de gynaecoloog bij wie ik het snelst op afspraak kon komen en met een gerust gemoed fietste ik erheen, ervan overtuigd dat een sterilisatie aanvragen even eenvoudig was als een afspraak regelen bij de tandarts of een aanvraag indienen voor een soa-controle. Zo kalm mogelijk als mijn nervositeit het toeliet begon ik aan mijn uitleg en het verbaasde me oprecht toen de gynaecoloog, een vriendelijk vaderfiguur van om en bij de vijftig jaar, mijn enthousiasme niet deelde en zich daarentegen weigerachtig opstelde. 

Hij vond me te jong voor zo'n serieuze ingreep.

Op dat moment had ik nog niet ingezien dat het kalf gestopt was met spartelen en reeds verdronken in de spreekkamer lag en met vernieuwd enthousiasme begon ik mijn argumenten nog eens af te vuren, gebruikmakend van alle overtuigingskracht die ik bezat. 

Ik verhaalde mijn aan walging grenzende afkeer voor alles wat jonger dan twaalf jaar en menselijk is. Hoe ik mezelf zo ver mogelijk uit de buurt van kleuters en peuters probeerde te houden en hoe ik er altijd voor vreesde desbetreffende baby per ongeluk uit het raam te keilen als een naïef trotse moeder onbewust haar pasgeboren smurrie in mijn handen had gedrukt. Ik distantieerde mezelf van enig moederinstinct en daarmee verbonden zijnde biologische klok. 
Waarom zou ik iets in mijn leven willen integreren waar ik levenslang verantwoordelijk voor moet zijn en dat de kern van mijn eigen bestaan zou worden? Waarom zou ik mezelf het lichamelijke, emotionele en hormonale leed van een zwangerschap en een opengescheurd lijf bij de bevalling cadeau doen voor een ongewenst en ongewild kind? 
Omdat de hele mensheid schijnt te geloven dat je leven pas waarde heeft als zo'n klein mormel het volledig overhoop kan gooien? Nee, bedankt, daar pas ik voor. 
De wereld krioelt van de mensen en ik ben veel te egocentrisch om mijn genetische bijdrage in die mierenhoop te gooien - that is, als ik het zelf uit mijn lichaam moet zien te persen en daarna nog kan opvoeden ook. Sorry, geen interesse. En stel, stel dat ik toch van gedachten verander, wat ik betwijfel, maar toch, enkel de dood is voor eeuwig en zelfs dat misschien niet. 
Stel? Genoeg kinderen die nood hebben aan een nieuw gezin, zij het pleeg, zij het adoptie. Een kinderwens kan ook vervuld worden door in de reeds bestaande poel te wroeten.

Verwachtingsvol keek ik de gynaecoloog aan. Zo'n mooie, logische argumenten en zoveel minachting naar kinderen toe, daar kon hij toch geen nee tegen zeggen?

Hij zei dat hij me nog steeds te jong vond. Een sterilisatie wordt meestal pas uitgevoerd bij vrouwen vanaf dertig jaar, want veel van hen hebben dan al enkele zwangerschappen achter de rug en anyway, op die leeftijd worden ze sowieso als matuur genoeg beschouwd om deze vrij definitieve beslissing te mogen nemen.
Hij zei dat er wel uitzonderingen op de regel waren. Bij zeer ernstige lichamelijke of mentale (en erfelijk doorgeefbare) aandoeningen. Of als ik nu al kinderen had gehad.

Perplex keek ik hem aan. 

"Dus als ik een onverantwoordelijke tiener was geweest en dan al zwanger was geworden om nu met enkele koters rond te lopen had ik wel gesteriliseerd kunnen worden?"
De dokter knikte.
"En als ik naar een andere gynaecoloog ga?"
"Overbodig, al mijn collega's zullen u hetzelfde vertellen. Wat u wel kunt proberen, is uw vraag elk jaar opnieuw te stellen en misschien dat u me dan weet te overtuigen."

Verbouwereerd en met vochtige ogen fietste ik terug naar huis. Ik voelde me machteloos, alsof ik niets van zeggenschap had over mijn eigen lichaam. Op mijn leeftijd mocht je stemmen, een tatoeage laten zetten, een wapen kopen, het leger ingaan, trouwen, een lening van honderdduizenden euro's aangaan bij de bank... maar je laten steriliseren, nope, daar ben je dan net niet volwassen genoeg voor. Behalve als je al kinderen hebt. 

Er begon zich een grote woede in me te vormen. Niets is zo gemakkelijk (voor twee vruchtbare mensen) dan zwanger te worden: even onveilige seks hebben en de baby's floepen er al uit. Niemand die nagaat of je wel verantwoordelijk genoeg bent om nieuw leven te creëren, niemand die je emotionele, lichamelijke, sociale en financiële status even checkt, niemand die vraagt 'of je wel zeker bent' van deze ingrijpende en onherroepelijke beslissing, nee, elke marginale debiel kan en mag zich vrijuit voortplanten. 
En ik begrijp best hoe walgelijk het is als de staat zich hierin zou bemoeien en eugenetisch zou bepalen wie er kinderen mag krijgen en wie niet, maar why the fuck is het zo ontiegelijk veel moeilijker om géén kinderen te krijgen dan om het wel te doen? 

Als je geen kinderen wilt moet je naar de dokter en/of de apotheek en geld neerleggen voor een slechts deels terugbetaalde vorm van anticonceptie, wetende dat er voorlopig niets is dat 100% zekerheid biedt. Het enige echt betrouwbare anticonceptiemiddel dat een man kan gebruiken is het condoom, en dat durft wel eens te scheuren of af te vallen, quasi alle betrouwbare anticonceptiemiddelen voor de vrouw fucken met haar hormonen en bijgevolg dus ook met haar lichaam en emoties, het koperspiraaltje is enkel aan te bevelen als je al zwanger bent geweest en sterilisatie wordt niet uitgevoerd als je nog een jonge, vruchtbare uterus hebt, tenzij, again, je al zwanger bent geweest.

(An sich mag ik niet klagen met mijn pil; ik neem een generische versie en betaal amper 17 euro voor een heel jaar, ik word er niet dikker van, heb hoofdpijn noch stemmingswisselingen, genoeg mensen kunnen getuigen dat het best wel oké zit met mijn libido en ik slaag er ook in om mijn menstruatie er een hak mee te zetten, maar toch. Maar toch. Ik wil geen kinderen, nu niet, later niet, nooit. Ik wil niet vruchtbaar zijn, een wens die in theorie moeiteloos te vervullen is, maar waar ik in de praktijk op een grote, ondoordringbare muur ben gebotst.)

Ik was diep teleurgesteld in en razend kwaad op de medische wereld, maar ik had weinig keus dan de toenmalige beslissing te aanvaarden om het een andere keer opnieuw te proberen, let's say, twee jaar later, 13 juni.

Ook deze keer geloofde ik in de overwinning, maar nu wist ik dat de tegenstand zwaar zou zijn. Ik bewapende me met een non-verbaal schild van mijn bij iedereen in de smaak vallende zelfvertrouwen, vlot, gewaagd en lichtjes naar het arrogante neigende en ik stak zoveel en zo logisch mogelijke argumenten op mijn verbale boog als ik maar bedenken kon. Ik stapte de spreekruimte in met een poeslieve glimlach en met de schittering in de ogen van zij die een doel hebben en dit ook wensen te bereiken, en zo begon het gevecht.

Twee jaar daarvoor had ik al mijn argumenten opgebouwd rond het feit dat ik geen kinderen wou. Dit jaar had ik de thematiek verder uitgewerkt, nu sprak ik begeesterd vanuit het feit dat ik geen kinderen wou, omdat ik een onverantwoordelijk, egocentrisch mens ben, afkomstig van een emotioneel ontwrichte thuissituatie en bijgevolg psychologisch volledig ongeschikt de zorg te dragen voor een zelfgekweekte nakomeling, wat mede ook gesteund wordt door mijn recreatief druggebruik, de veelvuldig romantisch en seksueel getinte relaties die ik met allerhande onbetrouwbaar schorem soms tegelijkertijd aanga en de komende reis van ik weet niet waarheen en ik weet niet hoelang.

"Ja, maar dat probleem kan ook op een andere, minder ingrijpende manier worden opgelost. Sterilisatie is zo definitief, waarom laat u dan, bijvoorbeeld, niet het spiraaltje steken? Dan bent u ook zeker dat u niet zwanger wordt en als u het spiraaltje na vijf jaar laat verwijderen, bent u dertig en als u wilt kan u zich dan zonder probleem laten steriliseren."

Ik had hem. 
Intuïtief voelde ik aan dat mijn argumentatie hem wel degelijk beroerd had en dat het nu een kwestie was van koppig doorzettingsvermogen. Met een extra vleug passie (die ongetwijfeld zichtbaar fonkelde in mijn ogen) diende ik heb van repliek.

"Maar meneer, dat is slechts voor vijf jaar. Ik wil nooit kinderen. Hoe overbodig is het dan niet om nu een spiraaltje te laten steken, vijf jaar te wachten en me dan te laten steriliseren als ik dat evengoed nu al kan doen? Want dat wil ik: mij laten steriliseren. Daarnaast heb ik mijn research al gedaan en ik heb gelezen dat sommige mannen het spiraaltje voelen tijdens het vrijen, of dat er per ongeluk aan het koordje en zodoende aan het volledige spiraaltje getrokken wordt. Dat klinkt fucking pijnlijk en ik heb daar geen zin in."
"Dat kan ik begrijpen, maar een sterilisatie blijft een onomkeerbare ingreep. Ik vind het voor mezelf niet te verantwoorden dit uit te voeren bij iemand die zo jong is."
"Meneer, er zijn genoeg beslissingen die mensen nemen die vrij onomkeerbaar zijn. Ik vraag me altijd af hoeveel mensen er spijt van hebben gekregen dat ze ooit aan kinderen begonnen zijn. Daar hoor je nooit iets over, maar hoeveel zullen er wel niet zijn? Als je een keuze maakt, dan moet je met de gevolgen om kunnen gaan. Ik ga binnen vijf jaar ook niet boos worden op mijn tatoeëerder als ik mijn tatoeages niet meer mooi vind. Verantwoordelijkheid opnemen, daar gaat het over. Mocht ik ooit spijt krijgen van deze keuze, wat ik betwijfel, dan ga ik het u niet verwijten, dan ga ik wel een kind adopteren of me opgeven als pleegouder - dan kan ik zelfs nog de leeftijd van het kind kiezen. Dan heb ik nog iemand geholpen ook."

De gynaecoloog zuchtte, terwijl hij keek in mijn ogen die toen als sterren gestraald moeten hebben.

"Ik vind u nog steeds te jong, maar, en ik beloof niets, als u met uw huisarts praat en hem kunt overtuigen mee de verantwoordelijkheid voor deze beslissing te dragen, dan zal ik er nog eens over nadenken. Dit is te veel verantwoordelijkheid voor mij alleen. Maar ik  beloof niets." 

Diezelfde week maakte ik een afspraak met mijn huisarts. Vol vertrouwen regelde ik er onmiddellijk een afspraak met de gynaecoloog bij. Hoe sneller het allemaal verliep, hoe beter. Ik kon altijd nog tijdig afzeggen als het antwoord van de dokter even negatief zou uitdraaien als mijn laatste soa-test.

"Wie ben ik om bepalen wat jij met je lichaam mag doen? Je hebt er duidelijk over nagedacht en als je dit echt wilt, wie ben ik dan om dat te weigeren?"

...

Op 5 juli, afgelopen woensdag, zat ik om kwart voor zeven 's ochtends in de wachtruimte bij de receptie van het ziekenhuis. Ik baalde dat ik er een kwartier te vroeg was, probeerde mijn honger en dorst te negeren, las alle mededelingen op de hangende schermen (Een week parkeren als patiënt of bezoeker van kost... euro, Was je handen, Vacatures open voor... Welkom in het ziekenhuis, Voor uw veiligheid wordt meerdere keren naar uw naam en geboortedatum gevraagd, Andere campussen...) zoveel keer als dat ze verschenen en probeerde niet te veel na te denken over wat er te gebeuren stond. Niet dat ik opeens zou terugkrabbelen (zot!), ik heb gewoon een bloedhekel aan ziekenhuizen en dit was de eerste keer dat ik vrijwillig voor een opname gekozen had. Daarnaast blijft een operatie toch iets om nerveus over te worden.

Om zeven uur openden de drie loketten en ik en mijn nummertje 3 sprongen naar voor. De receptioniste sprak me met mijn naam aan nog voordat ik mijn identiteitskaart gegeven had en, nadat ik mijn geboortedatum en adres bevestigde, mocht ik al na een minuut op zoek in het genummerde ziekenhuislabyrint naar mijn afdeling, die ik probleemloos vond. 
Nadat ik mijn naam en geboortedatum vertelde tegen de verpleegster, wees ze me mijn kamer toe. Daar kon ik me direct amuseren met het invullen van enkele formulieren, wat allemaal heel vlot verliep, alleen kon ik niet met een gerust geweten antwoorden op 'Wie komt u halen?' en 'Wie blijft er vandaag op u passen?'
'Niemand' was een eerlijk doch foutief antwoord, dus ik dacht eventjes na en schreef dan maar de naam en de gsm-nummer van mijn Damian op. After all, hij was mijn meest betrouwbare connectie hier. Ik rekende erop hem niet te hoeven storen - de gynaecoloog had op voorhand gezegd dat de operatie niets zou voorstellen, een kijkoperatie van een kwartiertje, that's it, en dan kan je gewoon naar huis, wat meteen de reden was waarom ik niet gezocht had naar een oppasser - maar je weet nooit wat de dag voor je in petto heeft.

Ik bracht de papieren naar de receptie, stopte mijn gouden ring in mijn schoudertas en deponeerde deze in een kluisje, waarna het wachten begon. Een verpleegster hopte even binnen, vroeg me naar mijn naam en geboortedatum die ik op deze manier echt zou durven te vergeten, besprak de invulling van de komende tijd en vroeg vervolgens of ik pubes, schaamhaar had. Toen wist ik al dat er verandering zou komen aan die toestand. 
Ik deed het prachtige, blootskontige ziekenhuisgewaad aan en zij nam er haar trimmer bij. We keuvelden in een zeer vertrouwelijke, huiselijke sfeer over de werkomstandigheden in het onderwijs terwijl ik daar lag met een blote kut en zij mijn vachtje kortwiekte. Uiteindelijk bleef er enkel een belachelijk toefje in de buurt van mijn clitoris achter. Even twijfelde ik haar te vragen of ze dan maar niet direct alles wou trimmen, het leek tenslotte nergens naar, maar een mens moet het verschil kennen tussen een ziekenhuis en een beauty salon. 
Ze ging weg, ik legde me waanzinnig comfortabel op het bed en wachtte af tot het mijn beurt was.

Om acht uur werd ik door een andere verpleegster opgehaald nadat ze me bevraagd had naar mijn naam en geboortedatum, die ik verbazingwekkend genoeg nog steeds correct wist op te sommen. We praatten over het niet willen hebben van kinderen en hoe weinig respect de maatschappij voor die beslissing heeft, terwijl we gangen in en liften uit rolden. Ze stalde me even opzij en mijn bed werd al snel door een andere verpleegster gekaapt, die eveneens zeer geïnteresseerd was in de dag waarop ik uit mijn moeder ben gekropen en welke naam ze dat verrimpelde en bebloede ding toen toegekend hebben. Ik vroeg me af of de bruine vlekken op het plafond afkomstig waren van schimmel, maar ik achtte het geen wenselijke vraag, dus liet hem onuitgesproken.

Ik kwam in een kamertje terecht met een verpleegster en iemand die, naar men zei, stagiaire was. De verpleegster ratelde kilobytes informatie uit tegenover de stagiaire, die voornamelijk haar hoofd op en neer wist te bewegen. Toen er naar mijn naam werd gevraagd, kregen ze er direct mijn geboortedatum bij.
"Ja, dat zijn ze dus ondertussen al gewoon, maar je moet dus altijd naar hun naam en geboortedatum vragen."
Het stond op de schermen, dacht ik. Veiligheidsprocedure, mijmerde ik. Maar ik hield mijn lippen in een glimlach op elkaar en probeerde te doen alsof de aanwezigheid van een stagiaire me volkomen onberoerd liet.

De verpleegster liep weg en liet het aan de stagiaire over om een naald in mijn ader te steken. Twijfelend en onzeker zocht ze al het materiaal bij elkaar. Ze verontschuldigde zich nog voor ze in de zoektocht naar m'n ader deze volledig doorboord had en vergoelijkend lachte ik en ik loog dat ik het niet erg vond, maar god, wat was ik stiekem opgelucht toen de verpleegster terugkwam en mijn ader met een dunnere naald in één snelle poging penetreerde.

De stagiaire rolde mij en mijn bed naar de operatiekamer, onder twee gigantische lampen die hun design van een ufo gestolen leken te hebben. 
Naam? Geboortedatum? Ingreep?
Ik wist alle vragen juist te beantwoorden, dus ik mocht naar de laatste ronde. 
Mijn tatoeage werd afgeplakt als beschermingsmaatregel, mijn handen werden naast mijn lichaam vastgebonden door middel van een knoop die op een oneindigheidsteken leek, het mondmasker werd boven de daarvoor voorziene plaats gehouden en toen ik elf was en mijn pols gebroken had, moest ik van tien tot nul tellen, maar hier schijnt men mijn mathematische kennis niet te willen toetsen, dus ik adem diep in en uit. In en uit. Ik hoop dat alles naar behoren werkt, want ik heb ooit een reportage gezien van mensen die wakker werden tijdens hun operatie en dat lijkt me toch niet wenselijk. In en uit. In en uit. Worden de contouren van de verpleegster die het mondmasker vasthoudt nu vager? In en uit. In en uit.

...

Ik word wakker met pijnlijke bovenbenen, wat me stoort. Mijn buik is ook niet optimaal - ik heb de indruk dat ik op dit moment mijn eileiders en het klemmetje dat er rond werd gedraaid perfect kan situeren, maar deze pijn intrigeert me en stoort daarom nauwelijks. Mijn benen daarentegen... Ik wil me op mijn zij draaien en een verpleegster komt direct tegen mijn warrig hoofd zeggen dat ik op mijn rug moet blijven liggen en ik luister, maar mijn dijen gedragen zich alsof ze uren in dezelfde houding hebben gelegen - wat ook zo is - en protesteren hier heftig tegen. Ik ben moe en wil uitrusten, moet uitrusten, maar de stramheid in mijn benen leidt me te hard af. 
Ik draai ze naar links. 
Naar rechts. 
Breng mijn knieën naar omhoog.
Zet mijn benen in een X.
In een O.
...
Het helpt allemaal geen zak. Een verpleegster vraagt me mijn pijn te beoordelen: van 0 tot 10. Een 2, zeg ik, en ik vertel dat ik de klemmetjes voel, maar dat mijn benen voor de meeste overlast zorgen. Ik moet hier nog even uitrusten, vertelt ze, en ik wil wel, maar mijn dijen willen niet. 
Deze kamer ligt vol met mensen die wakker worden en aan de resonantie van het gehoest, gekuch en gerochel te horen zijn de meesten een pak ouder dan ik. Aan de overkant worden braakgeluiden geproduceerd en dat stoort me bijna even hard als die verdomde benen. 
De man die naast me ligt en die ik door het plastic, gele gordijntje niet kan zien geeft zijn pijn een score van zeven op tien. Onderscheiding. Zonder de operatie of lichamelijke gesteldheid van de man te kennen vind ik hem een kleinzerige sukkel, net zoals ik mijn benen kleinzerige sukkels vind.

Op een bepaald moment word ik naar mijn kamer gebracht. De weg is korter dan deze naar het operatiekwartier en de plafond is niet met schimmel beschilderd. 
Ik vraag of het mogelijk is een glaasje water te krijgen, wat onmiddellijk gebracht wordt en door mij gulzig opgedronken - het eerste vocht in twaalf uur tijd. 
Het is ongeveer half elf en de zoektocht naar de positie die mijn benen soelaas biedt blijft duren. Een verpleegster komt binnen en vraagt me om mijn pijn te benoemen met een cijfer. Nog steeds een 2. Ik verhaal van mijn benen en dat ik graag op mijn zij wil liggen, maar dat me verteld werd dat dit niet mocht. Van deze verpleegster mag het wel. En als er iets is, bel gerust, en ze hangt het drukknopje duidelijk naast mijn bed.

Als ze weg is probeer ik me op mijn zij te draaien, maar mijn eierstokken schreeuwen en vloeken en ik slaag slechts een beetje in mijn opzet. Buiten zijn er werkzaamheden bezig, zoals er altijd werkzaamheden bezig zullen zijn op momenten als deze.
Ik ben moe, doch mijn zeurende benen blijven het slapen verhinderen. Het zou helpen als naast mijn bed iemand stond van wie ik hield, iemand die tegen me zou praten, over mijn hoofd zou strijken, zou zeggen dat alles goed komt en me zo zou afleiden van de fucking kleinzerigheid van beider benen. Dus ik beeld me in dat m'n Delirium naast me staat. 
Hij sust me met exact de juiste woorden, alsof ik ze zelf in zijn mond heb gelegd, hij streelt over mijn been en mijn hoofd en we gniffelen en lachen en ik word rustig en moe en dommel een beetje weg.

De deur wordt geopend en een verpleegster komt binnen. Anderhalf, zeg ik, en ze schenkt me een minuscuul blikje cola in, kijkt tussen mijn benen waar alles naakt en blijkbaar bebloed is en drukt er een verband tussen. Ze bevestigt dat ik moet bellen als er iets is, als ik naar toilet moet ofzo en ze is nog niet weg of ik bedenk me dat een kortstondig wandelingetje naar het toilet misschien wel positieve effecten heeft op mijn benen, die al verbeterd zijn, maar het kan beter, alles kan beter behalve dat wat volmaakt is.
Ik zet me een beetje recht, wil mijn baxter meetrekken en merk dat de ijzeren staaf waar deze aan hangt onlosmakelijk met het bed verbonden is. Ja, dan niet. Ik vlij me weer neer, merk dat er onder mijn benen papieren vergeten liggen te zijn en leg ze zonder te lezen op het kastje dat in elk ziekenhuis naast het bed staat. Ongeacht de zangprestaties van de bouwvakkers buiten val ik weer in een lichte slaap.

De deur wordt geopend en een andere verpleegster komt binnen. Eén, zeg ik, en ze vraagt zich luidkeels af waar die papieren vandaan komen - "Dat zal niet de bedoeling zijn geweest." - en waarom er een vuil laken naast me ligt. Ik kijk en merk dat het laken inderdaad redelijk bevlekt is met bloed dat enkele uren daarvoor nog in mijn lichaam deed wat bloed daar hoort te doen. Feestjes houden, sprintwedstrijden organiseren tussen de witte en rode bloedcellen, that kind of stuff. 
Ze heft het verband tussen mijn benen een beetje naar omhoog, concludeert dat het nog goed is en verdwijnt naar buiten, na me ervan te vergewissen dat ik altijd mag bellen.

De deur wordt geopend, de verpleegster komt binnen en ik blijf bij mijn vorige één. Mijn bloeddruk wordt gemeten en ik geef te kennen dat dit misschien wel een gepaste gelegenheid is om naar toilet te gaan. Ze maakt me even los van de baxter, laat me op de rand van het bed zitten voor ik mag opstaan - waardoor ik de indruk krijg dat wandelen een riskante onderneming geworden is - en wandelt het metertje met me mee naar toilet. 
Ik plas, wat me tevreden stelt, maar mijn toiletpapier ziet eruit alsof ik het net in een dood beest gewrongen heb, wat mijn tevredenheid teniet doet. Terwijl ik aan het sukkelen ben met bloed dat letterlijk overal heen wil, doet de verpleegster de deur open (kind heeft toch alles al gezien) en ze kijkt toe hoe ik druppels bloed van de vloer veeg, van de bril en van mijn handen, die ik daarna plichtbewust was, en ze voert me mee naar bed, waar ik een nieuw verband tussen mijn benen krijg en in slaap val.

De deur wordt geopend, een verpleegster haalt me van mijn baxter af en vult mijn plastic bekertje bij met cola. Nu is het wachten op de gynaecoloog, en dan mag je naar huis. Zeker bellen als je ons nodig hebt, als je nog eens naar toilet moet ofzo. 

Als ze weg is, drink ik mijn cola meteen op en besluit nog eens naar toilet te gaan. Ik voel me, gezien de situatie, top. Probleemloos stap ik naar toilet en tot grote tevredenheid kan ik kakken. Als ik in een ziekenhuis genoeg kracht heb om eerder verorberd en nu volledig verteerd voedsel uit mijn strakke anus te persen, dan ben ik mijns inziens zo goed als genezen. De massa bloed probeer ik te negeren, al is het op deze manier moeilijk te concluderen of mijn kont nu al dan niet voldoende geveegd werd, maar hé, er zit een gigadik en megagroot verband tegen mijn vulva aan geperst waar al het vuil op terecht komt, dus who gives a shit? 
Tevreden spoel ik door en ga slapen, meer valt er toch niet te beleven.

De verpleegsters komen op tijd en stond nog eens binnen. Een van hen vraagt me of ik opgehaald word, wat ik eerlijkheidshalve ontken. Ik woon maar tien minuten verder - met de fiets, maar dat zeg ik er wijselijk niet bij. Ze kijkt vertwijfeld en verklaart dat de anesthesist het niet verantwoord zal vinden dat ik alleen op pad ga, of ik niet iemand weet die me kan voeren en op me kan passen, risico's, blaberdieblub... en ik zet mijn geïnteresseerde gezicht op, geef haar volkomen gelijk en druk haar op het hart dat ik iemand zal verwittigen. 
Ik krijg extra verbanden en enkele papieren mee: een enquête, een algemene uitleg over wat mag en niet mag ("Deze pijnstillers niet, want die zijn bloedverdunnend en ja, dan bloed je meer", zegt de verpleegster en ik hoor: "Geen alcohol."), maar extra vragen kan ik zeker stellen aan de gynaecoloog.

Als de gynaecoloog binnenkomt, het is nu kwart over twee, vraagt hij hoe het gaat. Goed. Heb ik nog vragen? Nee. Hij zegt dat de draadjes vanzelf verdwijnen en dan vertrekt hij. Ik besluit zijn goede voorbeeld te volgen en trek onmiddellijk mijn kleren aan, haal mijn tas uit de locker, kruip op mijn fiets en rij naar huis. 

Ik zet thee, maak yoghurt-met-fruit klaar om mogelijke flauwtes voor te zijn, ruim een beetje op, trek de plakker van mijn tatoeage (die ze gvd deels op de tatouage zelf geplakt hebben!) en spendeer de meeste tijd op mijn zetel, slapend, luisterend naar muziek, chattend, Cloud Atlas herbekijkend. 's Avonds douch ik gestold en geronnen bloed weg van tussen mijn benen en oranjekleurig ontsmettingsmiddel van op mijn benen, mijn buik en mijn borsten.

De pijn in mijn dijen is weg, maar het steekt nog in mijn buik, iets wat de komende dagen gradueel zal verminderen, zoals ook het bloedverlies verminderen zal. Twee dagen loop ik zo krom als een oud mannetje - er zitten precies keien in mijn buik te klotsen, en ze wegen door en trekken me naar omlaag. Daarnaast heb ik ook het wandeltje van een bejaarde overgenomen: ik schuifel. Pijnstillers heb ik niet nodig, slaap des te meer. De pleister op mijn navel heb ik eraf getrokken en onder mijn navel zit een sneetje van drie centimeter. Het sneetje is gevoelig, dus ik heb er een nieuwe pleister op geplakt.

Ik reken erop dat ik morgen weer optimaal zal zijn. Dan vier ik de verjaardag van mijn moeder en daarna begint mijn reis naar ik weet niet waarheen en ik weet niet hoelang.

Tot ooit.

donderdag 6 juli 2017

Last day of work, bitches

Het is twintig voor twaalf, warmer dan verwacht en het traliewerk van de Spitfire is nog niet omhoog geschoven, ten teken dat de shop vooralsnog gesloten is. 
Ik bekijk kritisch de uitgestalde tekeningen, wandel een beetje heen en weer, leun tegen de vensterbank van de tegenoverliggende juwelier die simplistische zilveren ringen verkoopt voor zo'n 500 euro het stuk en waar je moet aanbellen om binnen te mogen, verschuif mezelf weer heen, naar een etalage gevuld met zeevaartsantiquiteiten die in mijn huis een pak mooier zouden ogen.
Dan opent de deur zich opeens en een man, een houten tafeltje en twee bijpassende klapstoeltjes verschijnen in de straat. De tatoeëerder moet eerst nog inktcartridges kopen (heh), verontschuldigt zich en wandelt weg - hoogstwaarschijnlijk om inktcartridges te kopen, maar wat weet ik daar nu ook van. Feit is dat het me geen moer uitmaakt hoe die mens zijn ochtend wenst te beleven. Het is niet met hem dat ik last-minute een afspraak heb weten vast te leggen op een dag die anders al druk genoeg zou worden.

Het is vrijdag, 30 juni, de laatste dag van het schooljaar. Voor mij houdt dat in dat er op dit eigenste moment in Sint-Niklaas een personeelsvergadering doorgaat waar mijn aanwezigheid vereist is (whoopsydaisy), dat er om drie uur 's middags in diezelfde school een oudercontact plaatsvindt waar mijn persoon ontegensprekelijk tijdig verwacht wordt en daarnaast heb ik mezelf voorgenomen om naar een of ander motherfucking gehucht in Nederland te liften om iemand te bezoeken die geen weet heeft van mijn voornemen.

Een drukke dag, nietwaar? Geen idee waarom ik alles per se nog hectischer moest zien te maken door net deze dag uit te kiezen voor een nieuwe tatoeage, but here I am, wachtend in Antwerpen tot mijn nomade-tatoeëerder naar zijn nieuwe, huidige werkplaats komt afzakken.
Ik ben twintig minuten te vroeg gekomen, in de hoop dat hij rekening zou houden met mijn tijdsschema zo-strak-als-een-luizenkontje en hier ook iets eerder zou zijn, maar de wijzers van de klok bewegen ook zonder hem door.

Twaalf uur: de winkel opent.

Tien over twaalf: de eerste klant komt binnen, vertelt over het goede rapport van z'n kind (80%) en de trams die vandaag blijken te staken. Welke trams? De meeste. Stress.

Twintig over twaalf: de klant ontbloot zijn borstkas, legt zich neer en laat de naald berustend zijn vel schaden. Zo casual mogelijk blader ik het typische tekeningenboek door, me afvragend hoeveel problemen de staking me zal opleveren. Stress stress. 

Half een: ik realiseer me dat mijn tatoeëerder waarschijnlijk ook de tram moet nemen. Hoelang ben ik bereid nog te wachten? Kan ik nog wachten? Stress stress stress.

Twintig voor een: mijn opname in een centrum voor zenuwzieken wordt uitgesteld door de intrede van een volledig bezwete, gehaaste, volgetatoeëerde man en zijn zwart-witte hond, die dezelfde naam draagt als een asswipe die ik ooit gekoesterd heb.

De trein, de trams. Een ganzenschedel, een klavertjedrie en wat gestolen woorden van Oscar Wilde. Graaf. Misschien een hoge hoed en monocle? Te druk. Iets meer ruimte tussen die twee woorden? Goed? Goed.

Om kwart over twee snel ik de Groenplaats voorbij. Ik kan naar het station rennen en betalen voor de zekerheid van de trein, of ik kan het tram slash liften-gokje wagen. 

Ik haast me naar de ondergrondse tramhalte waar niets van informatie ophangt, een automatisch bericht elke tien minuten verklaart dat er gestaakt wordt, iedereen Jon Snow speelt en een zeer aardige trambestuurder enkel weet dat hij tram 15 aan de andere kant zag vertrekken en dat wat vertrekt, ook zou moeten aankomen. 
Dus we wachten lang en keuvelen een beetje, rollen onze ogen/trekken onze wenkbrauwen naar omhoog/zuchten elke keer als de aankondiging van de staking volledig overbodig weergalmt in het station, lachen smalend bij die ene gefrustreerde man die in de werkende trambestuurder de schuldige bij uitstek gevonden meent te hebben en wachten, wachten, wachten.

Om half drie komt tram 15. We persen ons er allemaal in - met uitzondering van de gefrustreerde man, die blijkbaar niet goed geluisterd had naar de trambestuurder en er met een onverstaanbare, woedende uitroep vandoor snelt. Bij de overstap moet ik vijf minuten wachten op de werkende chauffeur van tram 2 (Bedankt!) en na enkele minuutjes liften stopt er ook een auto.

"Waarom moet je in Sint-Niklaas zijn?"
"Tien minuten geleden begon het oudercontact. En ik ben de leerkracht."

Haastig spoed ik me doorheen de school, naar een van de verst afgelegen lokalen. D'uh. Als ik eenmaal ter plaatse ben, blijkt dat ik veertig minuten en vijf leerlingen heb gemist (één van hen had zowel de hulptitularis als mij een chocoladefiguur geschonken en naar haar heb ik net nog een bedankje en enkele terechte woorden van lof doorgemaild). 
Ik sluit me aan bij het huidige gesprek, bemerk dat ik me schaam om mijn voorbeeldfunctie uit te oefenen met een in plastic gewikkelde, zichtbaar geïnkte, bloedende arm, dus ik sla mijn uit de gevonden voorwerpen geviste sjaal over mijn schouder als een toga, en zo werken we de hele klas af zonder noemenswaardige vertraging, wat zelden gebeurt.

Om half zeven spring ik op mijn fiets en race met een bonkend hart naar mijn liftplek. Alles wat hiervoor gebeurde was een noodzakelijke trivialiteit, nu, nu begint het avontuur pas echt.

Ik wandel beslist naar mijn plekje op het ronde punt, ik haal mijn kartonnen 'Sint-Niklaas/Antwerpen'-bordje (Ik ga er altijd vanuit dat mensen genoeg logisch vermogen hebben om te weten waar ik naartoe wil) uit m'n schoudertas en steek mijn duim uit.

Van Sint-Niklaas naar Kruibeke met twee mannen waarvan de een toch iets te vaak iets te opvallend naar mijn borsten gluurde en de ander het tankstation voorbij wou rijden. Dan maar even terug wandelen op de pechstrook.
Van Kruibeke naar Hoogstraten met twee joviale West-Vlamingen: een gespierde, vlotte, naar het drukke neigende lachebek van in de 40 en zijn iets timidere neef van 23. Ze gingen een antieke tafel ophalen in Hoogstraten, anders hadden ze me wel graag verder gedropt.
Van Hoogstraten naar Rotterdam met een wagen vol gezin: vader, zwangere moeder en drie kleine koters. Bij het uitstappen mijn sjaal vergeten - kwam de moeder me al hotsend achterna gerend.
Van Rotterdam naar net voor Leiden met een cynische truckchauffeur die toch probeerde het goede in mensen te zien.
Van net voor Leiden naar Leiden met een jongeman die treinen hielp te bouwen en ook de bus voor me uitzocht.
Van Leiden naar Lisse met een olijkevrolijke buschauffeur die grapjes maakte en iedereen bij het uitstappen een goedenavond toewenste.

"Ook een goede avond voor u." 
Bij de kerk stap ik de bus uit. Ik had gerust nog een halte kunnen blijven zitten, maar ik ken de kerk, ik ken de weg van de kerk naar zijn huis. Het is donker en koud en ik heb een jas bij me, maar ik wil hem niet aandoen, daar ben ik te gehaast voor, dus ik sla de sjaal rond me heen en laat me afkoelen door de druilerige druppels die op me neervallen. Doelgericht snel ik rechtdoor, sla straten in en herken de weg niet meer in een nat en donker Lisse. Ik probeer de weg te vragen aan een fietser die doet alsof hij me niet hoort. Wachten? Aanbellen? Verder verdwalen? Ik zie vrouw-met-hond en vrouw-met-hond kent overal de weg. Ik moet terug, links, rechts en dan ben ik er opeens. 
Deliriums straat. 
Deliriums huis.

Het is zo'n twee maanden geleden dat we elkaar zagen op Skype. Kutgesprek. Praten, huilen, ontkennen, bleiten, breken, zalven, lachen, pijn, verdriet, woede, onmacht... de hele kutzooi van negatieve liefdesemoties in een schoolvoorbeeld uitgegoten.
Via naar-iedereen-gerichte-maar-niet-heus Facebookposts hielden we elkaar nog in het oog. Hij heeft mijn blog en het daaruit stromende verdriet gelezen, daar ben ik zeker van. Ik had hem zes weken geleden een passionele brief verstuurd die ik twee weken geleden in mijn eigen brievenbus terugvond. Toen had ik beslist die brief persoonlijk aan hem te overhandigen. Ik nam contact op met een meisje uit zijn vriendenlijst en zij heeft me ontzettend hard geholpen door zo subtiel mogelijk uit te vissen wanneer hij thuis zou zijn. 

En nu ben ik er opeens. 
Deliriums straat. 
Deliriums huis.

Het is bijna elf uur 's avonds, ik verga van de spanning, de zenuwen, de twijfel, de zekerheid. Het licht in zijn living impliceert dat hij yesyesyes thuis is yesyesyes. Ik zie een gezicht dat ik herken, maar niet kan plaatsen en het interesseert me allemaal geen knijt, want ik ben er en hij is er. Ik sta voor zijn deur voor zijn deur godverdomme en ik neem mijn/zijn brief stevig vast en zonder het goed te beseffen druk ik op de bel. This is it. Ik pers me tegen de hoek aan, want zijn buitendeur is deels van glas en ik wil dat er enkel lucht tussen ons in zit als we elkaar na al die tijd terug zien. 
"Bzzt", zegt de deur. "Open me", zegt de klink en opeens sta ik in zijn hal zijn hal godverdomme. Nog één deur die ons scheidt. Ik vraag me af of ik nog eens moet kloppen als ik de klink zie draaien in slow-motion. Dit is het. Vanaf nu is het uit mijn handen. Berustend, verwachtingsvol, gelukkig en nerveus kijk ik toe hoe de deur zich opent om de personificatie van perplexiteit te openbaren.

En wat er daarna gebeurde is niet van belang voor jullie leven.

woensdag 14 juni 2017

Leerkracht zijn is goed voor gespannen geesten

Er bestaat niet genoeg dysfemisme om de afgelopen week te omschrijven. Vrijwel elke dag typte ik cynisch enthousiast een Facebookbericht gedrenkt in vloekwoorden, zonder er ook maar eentje te publiceren. Sommige situaties kun je niet vertellen in enkele zinnen en andere situaties vertel je beter niet.

Neem nu schoolgebonden frustraties. 

Zestienjarige kipjes die een maand de tijd hebben gekregen voor een pittige spreekopdracht (Bedenk een gidsbeurt, spelprogramma, toneel, poppenkast... over een mythe/historische sage/urban legend/sprookje/fabel) en die naast de creativiteit van een beschimmelde ajuin ook het voorbereidend vermogen van een opgezette cactus blijken te bezitten. 

Eén groepje van de vijf had gedacht aan een decor, muziek, verkleedkleren en andere attributen. Drie andere groepjes hadden gedacht dat het een puik idee was om last-minute nog wat wijzigingen in de rol -en tekstverdeling uit te voeren, waarbij 'last-minute' een tijdbestek inhoudt gaande van 'de vorige avond' tot 'deze ochtend', wat uiteraard leidde tot wrevel, paniek en het terechte gevoel niet voorbereid te zijn bij de andere groepsleden, wat enkele rustige gesprekken, een heftige scheldtirade en net geen lynchpartij tot gevolg had. 

Van de drie groepjes ruilde eentje twintig procent van hun punten in tegen een extra weekend, de twee andere waagden het er diezelfde les nog op en van die twee was er eentje echt fenomenaal. Alle inzittenden werden dus beloond met goede punten, waarop de klas de daaropvolgende les net niet eiste dat de punten van een van die leerlingen verlaagd zouden worden - toevallig net die ene leerling die een absolute kut van een moeder heeft, het type dat start met schijnvriendelijke mails en vlijmscherp arrogant eindigt omdat je beleefd weigert op je vrije dag met haar dochter af te spreken om een of ander lamlendig excuus aan te kunnen horen - en een ander het waagde te memmen over een half punt, hardnekkig weigerde te in te zien waarom tussentaal spreken haar punten negatief beïnvloedde en me probeerde te overtuigen dat overacting niet bestaat.

Het resterende groepje had hun extra weekend klaarblijkelijk enkel gebruikt om de indianentint van hun huid en de kweek van enkele bijhorende kankers te verbeteren. Niet alleen zat er meer dan tweeduizend jaar tussen de schrijver wiens fabels ze hadden moeten gebruiken (Jean de la Fontaine) en degene die ze effectief gebruikt hadden (Aesopus), naast hun woordje uitleg over de (verkeerde) schrijver waren ze ook alle originaliteit vergeten te integreren, en als je dan een houterig toneeltje probeert te spelen terwijl vijftig procent van de groepsleden niet op de hoogte is van hun tekst, ja, dan worden dat heel lage cijfers - zelfs zonder de verloren twintig procent.
Voorspelbaar genoeg mocht ik de dag erna twee nieuwe, boze, ouderlijke mailtjes de mond snoeren. Alsof ik niets beters te doen heb dan naast de stupiditeit van mijn leerlingen in de klas ook gewezen te worden op de naïviteit van de ouders thuis. De wereld heeft Bat -noch Superman nodig, waar blijft Cap'tain Common Sense?

Anyway, we zijn er nog niet. Dit was de frustrerende ochtend, de emotioneel ontwrichte namiddag krijgt u nu voorgeschoteld op een bedje van bespuwde rechtvaardigheid, waarin u lichte toetsen van mijn tranen kunt weten te proeven. 

Op mijn huidige school zijn er altijd drie leerkrachten van orde tijdens het studie-uur. De ene had een vergadering, de andere was vorige week van dienst geweest - omdat ik toen thuis even een emotioneel wrak zat te wezen, weetunogwel - dus het leek me eerlijk collegiaal om het nu over te nemen. Er waren maar twee klassen, zo zwaar kon het toch niet zijn. Ironische vooruitwijzingen for the win!

In het studielokaal was het bso-klasje waar ik ooit, maanden geleden, gedwongen drie uur les aan had gegeven al present. Ze hadden geen taak, maar er werd op het opdrachtenblad vermeld dat ze 'materiaal moesten meenemen om zich voor te bereiden op de examens'. Niemand had iets bij (d'uuh) en al snel begon de klas uitermate vervelend te doen. 

Een leerling had aan een opmerking niet genoeg om te stoppen met eten, dus ik bracht de vuilnisbak maar tot bij hem. Hij stopte zijn boterhammen weg in zijn rugzak, zat er vervolgens wederom merkbaar van te eten en het leidde tot diep gemor bij de leerlingen toen hij alsnog zijn laattijdige maaltijd weg moest kieperen. De opmerking "We zijn maar bso" werd geuit en door mij genegeerd. Toen ik daarna van diezelfde leerling zijn gsm moest weggrissen, werd het gemor luider en de "Wij zijn bso"-opmerkingen talrijker. Iemand opperde er nog "Dweilen met de kraan open" bij, allemaal zaken die ik zoveel mogelijk probeerde te negeren, want het was de laatste warme week van het schooljaar en dat de klas moeilijk was, was algemeen geweten. 

De muiterij was echter maar pas in gang geschoten. Op drie uitzonderingen na probeerde de gehele klas zo ongehoorzaam en uitdagend mogelijk te zijn. Weigeren de tassen van de tafel naar de grond te herpositioneren, verbouwereerd zijn als ze hun fidget spinners moeten wegsteken, een gesprek voeren met elkaar over hoe ik stink, continue gefaket lachen, overdreven luid praten en constant, constant de mantra "Bso" en "Dweilen met de kraan open".

Op den duur daagde het me dat deze groep boordevol frustraties zat tegenover mij en ik probeerde zowaar een open gesprek met hen te voeren. Wat had ik gedaan waardoor ze zo boos waren? Wilden ze niet zeggen, want 'ik wist het wel'. 
Iedereen, ie-de-reen weigerde pertinent me uit te leggen wat voor criminele feiten ik begaan had om zo'n emotioneel slopende behandeling te verdienen - en dit terwijl ze ondertussen het varken bleven uithangen. In een gesteldheid die veel rustiger was dan je van deze situatie zou verwachten probeerde ik hen uit te leggen hoe oneerlijk en gemeen dit alles was: je kunt niet kwaad zijn op iemand en tegelijkertijd weigeren uit te leggen waarom - zo los je geen conflicten op. Een positieve evolutie in hun conflictoplossend vermogen stond klaarblijkelijk niet echt hoog op hun prioriteitenlijstje, want ze bleven ruzie zoeken en ze bleven verzwijgen wat ik had gezegd. 
Iets over bso. Iets over dweilen met de kraan open. Op het einde, bij een rechtstreekse confrontatie met een leerling, kwam daar nog de informatie bij dat ik 'hun hele klas zou hebben afgebroken', 'in mail' en omdat ik sowieso nooit zo'n delicate mails naar leerlingen zou sturen, 'tegen een leerkracht'.

Nog steeds had ik geen benul wat ik had gedaan om deze emotionele afrekening te verdienen, maar ik excuseerde me. Met de tranen in de ogen excuseerde ik me en de leerlingen snauwden dat het daarvoor te laat was en dat ze me toch niet geloofden.

Vlak voor het einde van de les kwam de mentor voor beginnende leerkrachten erbij, want het lawaai was zo overweldigend ongepast geweest dat een naburige collega af en toe aan de deur had staan luisteren, de koplopers aan hun stem herkende en hun namen onthield en de mentor had verwittigd dat alles hier serieus uit de hand liep. De leerlingen waren vertrokken en nu kon ik eindelijk tonen hoe gebroken ik was. Mijn leerlingen van het komende lesuur werden naar de studie geplaatst, want zelfs al had ik het aangedurfd om les te geven, traanwangen en rode ogen en hortende keelgeluiden doen toch een beetje af aan je gezag.

In het laatste lesuur vroeg ik aan de leerlingen van mijn meest problematische klas of ze rustig wilden zijn omdat mijn hart zeer deed en mijn ogen rood waren. Voor een half uur waren ze doodstil, dan kwamen enkele toch uit hun schulp en eentje was zo vervelend dat ik haar even naar buiten stuurde. Al lachend kwam ze terug binnen, hetzelfde storende gedrag vertonend als voorheen, alleen was daar nu nog het eten van koude pasta bijgekomen. 
Zonder er veel woorden aan te maken wou ik haar agenda. 
Had ze niet. 
Dan werd het een mailtje naar de ouders. 
Boem, scheldtirade. Dat het oneerlijk was, dat haar ouders ermee zouden lachen, dat ik dat zeker moest doen en dat ze hoopte dat de andere leerlingen me heel erg veel verdriet hadden gedaan.

De leerlingen van het bso hebben bijna allemaal een nota gekregen, de koplopers een werkstudie, de klastitularis en directie hebben met hen gepraat en naar mijn gevoel is dit niet voldoende. Ik heb het desbetreffende mailtje namelijk teruggevonden.


Choquerend, niet? Hoe ik die leerlingen zo beledigd en gekwetst heb dat ze het verantwoord vonden zoveel mogelijk psychologische messen in mijn rug te steken als maar mogelijk was?

"Maar D.," denken jullie dan, "zelfs al hebben de leerlingen jouw mail volledig verkeerd geïnterpreteerd, hoe waren ze op de hoogte van de inhoud?"

Zie je die eerste weggewiste naam? Dat is de leerkracht die ik verving. Toen zij terug in de klas kwam, moeten de leerlingen van die klas een enorme dramatiek veroorzaakt hebben. Dat ik te snel ging. Dat ik een fout maakte op het bord. Dat ik hen niet niet lezen 'om tijd te sparen'.

Dat ik die extra opdracht enkel vanuit een schools verantwoordelijkheidsgevoel had aangenomen (buiten mij was er geen enkele andere potentiële vervanger aanwezig noch gevonden) en dat ik dus opeens tegen mijn zin twee extra (moeilijke) klassen erbij had gekregen, meer dan fulltime lesgaf in plaats van mijn perfecte drievierde, zelf een werkboek had moeten bemachtigen, blanco nog wel, dat ik schipperde tussen effectieve lesuren in die klassen en studie-uren (soms vielen deze lessen samen met die van mijn oorspronkelijke opdracht, waardoor de leerlingen in de studie werden geplaatst met taken die ik moest voorzien) en dat de echte leerkracht me op tijd en stond liet weten hoe ver ik in het werkboek moest geraken... dat ik dus, met andere woorden, geen tijd had om liefjes te socializen maar theoretisch zo ver mogelijk vooruit moest, nou, dat wisten de leerlingen niet.

De leerkracht wist dat wel. Zij besloot de tirade van de leerlingen te counteren met een leerrijk gesprek over vooroordelen langs beide kanten, waarbij ze enkele zinnen/woorden/whatever uit mijn mail gebruikte om duidelijk te maken hoe ook zij vooroordelen tegenover mij had gehad, die achteraf volledig onwaar bleken te zijn.

Bad move.

Je gaat geen informatie uit persoonlijke gesprekken tussen collega's aan leerlingen meedelen. In het aso en het tso kan deze lekker onprofessionele daad al voor een onherstelbare vertrouwensbreuk zorgen. In het bso krijg je vlijmscherpe vendetta's - zeker als je op een of andere manier weet te insinueren dat die leerkracht het bso minderwaardig vindt. Dan hang je. En ik hing. Voor iets dat ik niet eens heb gezegd.

Ik zou heel erg graag een gesprek met die klas voeren als er een andere leerkracht bij is. De situatie schetsen, er wat broodnodige nuance en voorkennis in steken, de mail desnoods voorlezen en zo aantonen hoe onredelijk wreed ze zijn geweest en hoe beschaamd ze zouden moeten zijn.

De kans is klein dat dit gaat mogen. Het zijn zo examens, en als ik met die leerlingen praat zou ik voor emotionele stress kunnen zorgen, stress die nefast zou kunnen zijn voor hun punten. Dus ik blijf me dan maar onheus behandeld voelen, de leerlingen blijven denken dat ik een leugenaar ben die hen haat en niemand, niemand zal z'n excuses aanbieden.

Jeej.

Vandaag had een leerling zich 45 minuten achter een kast verstopt. De klas had gezegd dat hij ziek was, ik besteedde er verder geen aandacht aan en opeens stond hij dus gewoon achter de kast, wat onnozel te lachen. Naar de directie gestuurd, ouders gemaild, but to be fair? Het leven zou een pak makkelijker zijn als alle assholes zich achter een kast zouden verstoppen.

Afin, genoeg over de geneugtes van mijn werk. Op persoonlijk vlak blijf ik nog steeds eenzaam, met vrienden die me nooit spontaan zullen bezoeken, zelfs al glij ik steeds verder weg van mijn gebruikelijke stabiele gemoedsrust. 
Naar hem heb ik een brief gestuurd en omdat ik vooralsnog geen reactie heb gekregen op deze nostalgie, weet ik niet of gearriveerd, verloren gegaan of genegeerd is, en dat stemt me treurig. 
Met de buurman ben ik redelijk close aan het worden. De buurman is interessant en positief gek, maar ook twintig jaar ouder en volledig vereenzaamd.
Een domicilie aanvragen voor Telenet-facturen is belachelijk omslachtig en traag. 
Ik veronderstel dat ik net niet gegrepen ben voor diefstal, dus ik hou me koest.

On the bright side, het begint ernaar uit te zien dat ik eindelijk vrij mag beslissen wat ik met mijn reproductieorganen doe. Het heeft massaal veel gepassioneerde overtuigingskracht gekost, maar de weerstand van de gynaecoloog begint barsten te vertonen die ik met een brief van mijn huisarts volledig zou kunnen slopen.

Jeej.

zaterdag 3 juni 2017

Bruce Springsteen - The River

Gisteren werd ik onverwacht en lafhartig besprongen door een huilbuitje. 

Ik zat gewoon lekker mijn springuurtjes te verdoen met sociaal online vertier, toen ik opeens oncontroleerbaar en zonder directe aanleiding begon te grienen, en nog niet eens een beetje ook. Tranen, tranen, massa's tranen, even een traanklierenpauze en dan begonnen we er weer aan.
'Blèren uit colère', een sympathieke slogan, maar onwaar. Ik was niet boos, heck, ik was niet eens verdrietig. De zon scheen, mijn werkdag zat er bijna op, het internet had nog steeds nut en ik stond net op het punt me enkele sneetjes hazelnotenbrood met smeuïge kaasjes toe te eigenen toen ik me opeens van alle levenslust verlaten wist. Alsof de muzikanten van Fiddler's Green samen met hun muziek enkele Dementors uit mijn laptop hadden geperst. 

Het verdriet stond delicaat en uiterst zichtbaar op mijn ogen geschilderd, dus ik nam wat verantwoordelijkheid en mijn gsm erbij en belde naar het secretariaat om de situatie uit te leggen en te vragen of mijn aanwezigheid bij het komende studie-uur vereist was. Er waren nog andere leerkrachten, maar ik moest 'zo snel mogelijk' komen. D'accord.

Op mijn gemakje perste ik de laatste druppels treurnis uit mijn ziel, at nog een extra boterhammetje en wachtte tot de rust voldoende in me was weergekeerd. Dertig minuten, om perfect te zijn.

Het ging pertans zo goed de laatste week - al had dat meer te maken met de onverwachte komst van zeer gewenst gezelschap dan met mijn eigen verwerkingsproces.

Twee weken geleden lag ik namelijk op donderdagochtend nog lekker in mijn bed toen de bel ging. Ik stak een dikke mentale middenvinger op en kroop dieper onder mijn laken... toen er wederom aangebeld werd. Balend, zuchtend en dik tegen mijn zin stond ik op, liep de trap af, wikkelde mijn naaktheid in mijn mooiste fleecedeken en opende de deur voor twee vermoeide Canadese gansjes.
Redelijk uit mijn doen en inwendig twijfelend aan het realiteitsgehalte van de toenmalige gebeurtenissen brouwde ik een stevige kan thee, liet me op de ene schoot en half uit m'n deken glijden en begon wat Engels te wauwelen. Een uurtje hebben we zo tussen droom en werkelijkheid gezeten, dan kropen we mijn bed terug in, dat ik na twee uur wederom verlaten moest wegens arbeidsverplichtingen. Een zeer exemplarische start van de week die komen zou en waarin iedereen-behalve-ééntje zich schaamteloos kon overgeven aan laat het nest in en nog later het nest uit vliegen.

Het moet gezegd worden: het was een zeer aangename week. Ik mag dan wel slachtoffer geworden zijn van een systematisch slaaptekort en enkele niet al te verantwoordelijke gasten, ik voelde me tenminste weer gelukkig. Samen met de rust en de ordelijke opgeruimdheid in mijn huis verdween ook de sombere gemoedstoestand, de cynische neerslachtigheid en het gebrek aan levenslust waar ik al een week (die als dubbel aanvoelde) mee te kampen had.

We lachten en dolden en knuffelden en kusten en vreeën en musiceerden en omdat dit alles veeleer buiten plaatsvond, werd de hele wijk erbij betrokken.
Buren wiens naam ik nooit onthouden heb en met wie ik in een jaar tijd slechts een paar maal en haast per ongeluk een 'goedendag' mee heb uitgewisseld, namen opeens hun tuinstoelen bij de hand om zich erbij te zetten. Iemand kwam af met porto en wijn. De nieuwste inwijkelingen, een pasgetrouwd koppeltje (islamitisch maar behoorlijk progressief), bleven iedereen maar voorzien van pannenkoeken, Russisch ijs en watermeloen. Nog een andere bracht bier mee en startte op het einde een kleine geldinzamelactie uit sympathie. Iemands dochter nam haar ukulele bij de hand en begon te spelen en mee te zingen met hun repertoire, terwijl mijn buurman enkele van zijn schaars gebruikte instrumenten buiten installeerde.
Zelfs op het moment dat Hanlan Meisje N°1 bij mij thuis had uitgenodigd, zijn affectie jegens haar lekker uitgebreid tentoonstelde en zo toch enkele wtf?!-momentjes ontlokte bij de buren - zeker de ongeveinsde ontsteltenis van de nieuwe buurman was kostelijk - bleef iedereen fucking sympathiek. Ze hadden allemaal medelijden met mij, dat wel, al zou dat waarschijnlijk een pak geminderd zijn als ze opgemerkt hadden hoe mijn lippen af en toe met die van Hanlans broer in contact kwamen.

Desalniettemin zaten er wel enkele smetjes op mijn geluk, veroorzaakt door het gedrag van Hanlan dat me steeds opvallender weet te storen.

Zijn onverschillige nonchalance die hem verhindert bezorgd te zijn over andermans spullen en die er dus voor gezorgd heeft dat de smerigheid, de chaos en het verval mijn thuis binnen drongen. Zijn gebrek aan eerlijkheid, waardoor hij een kapotgemaakt iets altijd zal wegmoffelen en nooit zal opbiechten. Zijn laksheid in het uitvoeren van opdrachten en zijn talent om de klus steeds door een ander te laten klaren. Zijn pertinente weigering om te vertellen met hoeveel hij al heeft gevreeën en hoeveel meisjes hij nu als zijn liefje beschouwd.
Dit laatste, god, dit laatste. Hoe de fuck kunt ge nu iemand, meerdere mensen zelf, uw liefje noemen als je nog niet eens de decency hebt eerlijk tegen hen te zijn? Zijn antwoord is er steevast eentje in de lijn van 'I don't know and I don't care', maar dat betekent dat

  1. hij een asshole is als hij de waarheid spreekt. Hoe moeilijk is het immers om even na te denken hoeveel meisjes je ongeveer gehad hebt en die dan zowaar op te tellen? Hij weet dat hij mij en die (?) aantal andere grieten schoffeert door het zo geheim te houden, dus zijn we dan echt zo weinig voor hem waard dat hij zich niets van die gevoelens aantrekt - en niet eens onthouden kan hoeveel liefjes hij heeft?
  2. hij ook bij een leugen nog steeds een asshole blijft. Hoe zielig is het niet om dat cijfer, gesteld dat hij het daadwerkelijk weet, geheim te houden terwijl al zijn meisjes wel volledig open kaart spelen met hem? Wat bereik je daarmee? Het gevoel mysterieus te zijn terwijl je de mensen die zich emotioneel en lichamelijk aan je gehecht hebben kwetst, frustreert en niet in vertrouwen durft te nemen? 
Ik vroeg hem hoe hij zijn relationele toekomst ziet. 

Zo zou ik bijvoorbeeld heel erg graag een alfamannetje vinden; de onbetwistbare emotionele leider van de bende friendswithbenefits en onenightstands, de jongen waar ik het meest van zou houden, mijn soulmate, degene die ik naar mijn familie zou meenemen en tegen de hele wereld introduceer als mijn lief. Mogelijkerwijs zal ik meerdere liefjes hebben, die kans lijkt me zelfs zeer reëel, maar vooralsnog wil ik één iemand om die maatschappelijk beladen term met recht te dragen.

"Hm," antwoordde Hanlan, "I don't know. I don't want any difference, I want to love you all the same."

En die zin heeft me aan het denken gezet, en hard ook. Wat hij vertelt is namelijk een contradictio in terminis: het is onmogelijk om evenveel te houden van verschillende liefjes. Je kunt van meerdere mensen houden, ja, maar als je verliefd bent geworden op hun persoonlijkheid is het onmogelijk om van iedereen even passioneel te houden, want iedereen_heeft_een_andere_persoonlijkheid, waarvan sommigen nu eenmaal beter bij die van u passen dan anderen.
(Op de piek van mijn fwb-verzameling wou ik een paar uitverkoren elk weekend en anderen slechts enkele keren per jaar ontmoeten, want met sommige jongens klikte het gewoon opvallender beter, zowel in als buiten de lakens.)
Dat Hanlan blijkbaar voor al z'n meisjes dezelfde hoeveelheid liefde voelt, vind ik uitermate verontrustend. Ergens laat dit mij geloven dat hij verliefd is op de liefde zelf, en dan specifiek op de coup de foudre van de eerste weken. Langer blijft hij ook nergens, dus hij heeft net genoeg tijd om verliefd te worden op een jonge, interessante en aantrekkelijke vrouw, die dan voor enkele dagen in zijn armen kan zwijmelen, vol bewondering in zijn ogen wegdoezelt en de breedste en meest gelukzalige glimlach tevoorschijn tovert na de seks - en hij verdwijnt uit het beeld voordat het ook maar enigszins serieus of problematisch kan worden.
Zolang we vol overgave passioneel lichtzinnig van hem houden, houdt hij van ons, zonder zelf te beseffen dat we in se perfect inwisselbaar zijn.

Over mij zal hij spreken als 'a girl', misschien zelfs als 'a Belgian girl' en meer persoonlijke identiteit zal hij me niet gunnen ten overstaan van zijn andere veroveringen. Zelf grapt hij dan weer wel dat ik zijn naam op mijn lichaam zou moeten tatoeëren - en met wat pech vindt hij ooit een meisje naïef genoeg om dat daadwerkelijk te doen.

Ik vind het treurig. Beledigend. Respectloos. Kwetsend. En ik weet dat als ik zou kunnen kiezen tussen zijn gouden verlovingsring-met-diamantje of het metaal van jouw sleutel, je mij bij jou thuis zou aantreffen.

Alleen heb ik geen keuze. Het enige wat ik heb is een ring van een jongen die letterlijk al zijn juwelen weggegeven heeft aan de liefjes die hij niet eens onthouden kan (Meisje N°1 liep vorige week, wegens een nijpend gebrek aan ringen, opeens met zijn ketting rond) en zelfs hem heb ik nu niet meer.
De ochtend na hun vertrek werd ik, na een pauze van exact zeven dagen, weer wakker met tranen in de ogen. Tranen die nu schijnbaar ook op willekeurige momenten eruit willen springen om me ervan te vergewissen dat ik u nog steeds mis.

De vloer is lava en we glijden al brandend weg in de hel die anderen in onszelf geopend hebben.

zaterdag 13 mei 2017

Titel geplaatst

40 recensies liggen al een week op mijn aandacht te wachten (5 à 7 minuten verbeterwerk per taak), ik moet nog extra lesmateriaal voorzien voor een anderstalige leerling die al het hele jaar met het gewone werkboek aan het sukkelen is en nu opeens aangepaste oefeningen dient te krijgen, een andere leerling is geopereerd en krijgt nu thuis les van mij, voor al mijn klassen dien ik dringend wat extra taken en toetsen te bedenken (die op hun beurt voor extra verbeterwerk zorgen), op mijn vloer liggen de verwelkomingsbrochures van Amnesty en WWF die ik al een maand negeer samen te hokken met wat restjes bont, een kalend Mariabeeld dat gewoon de vuilbak in gekieperd dient te worden, mijn belastingbrief en enkele Libelles die hetzelfde lot als Maria toebedeeld zijn.

En ik ben aan het schrijven. 
Nadat ik een hele middag geschilderd heb. 
Nadat ik bijna twaalf uur in bed heb gelummeld. 
Nadat ik gisteren een halve Dorian Gray heb gelezen, een nieuw bandje heb gekocht voor mijn opwindhorloge (nooit met je horlogehand loeihard op de tafel meppen als je kutklas haar naam trouw is), mijn favoriete ovenschoteltje heb gekookt, de afwas heb geliquideerd, zowel mijn kussens als mijn ketamine-overdosis-bontoutfit heb gerepareerd, 's avonds even door een creepy hoop smegma  - ook wel bekend onder de noemer 'man' - achtervolgd en ondervraagd ben geweest en, jawel, toch nog één nutteloze taak verbeterd heb zien te krijgen.

Ik weet niet of ik mijn tijd verdaan heb of nuttig besteed. Waarschijnlijk beide. 

De reden voor dit schrijven is dat een vriend me het gisteren heeft aangeraden. Hij leest heel graag mijn stukjes en voor mij werkt dit licht therapeutisch, dus win-win. And to be fair, why not? Waarom maanden wachten op onoverkomelijk drama als ik door de week ook een beetje schrijven kan? Over leerlingen die op hun ICT-taak van sciencefiction en fantasy geschreven hebben dat Lord of the Rings bedacht werd door Peter Jackson, dat het tapijt van Bayeux een voorbeeld is van populaire superheldencomics en Friends (zie beeldfragment vorige blogpost) van een fantasyserie?

Maar daar ga ik het nu niet over hebben.

Ik ben tijdelijk een deeltje van mijn levenslust verloren, iets wat me enorm zou storen als ik de energie had om ergens gestoord over te zijn. 

Sinds ik Hanlan heb ontmoet, kijk ik reikhalzend uit naar de grote vakantie en mijn mogelijks nieuwe leven dat daarmee samenvalt. De motivatie voor mijn werk is sinds dat moment op een erg laag pitje komen te staan. Nu is het volledig uitgedoofd. 
Ik tel de dagen af naar de examens (nog een maand, sweet mother of jesus) en het komt enkel door mijn zin voor verantwoordelijkheid dat ik het nog niet opgegeven heb. 
Vroeger sprong ik uit bed als de wekker ging, nu blijf ik altijd enkele minuten twijfelen of ik niet gewoon zou blijven liggen. Helemaal problematisch wordt het in het weekend, als er geen wekkers en de verantwoordelijkheden te verwaarlozen zijn. Elf uur heb ik vandaag in bed gelegen. Elf uur. Negen uur heb ik geslapen, de rest van de tijd had ik nodig om mezelf te motiveren op te staan.

Ik wou dat ik verslaafd was aan drugs, dat ik me ladderzat zou kunnen drinken of dat ik mijn psychische pijn kon verzuipen in het bloed dat ik uit mijn aderen zou snijden, maar zo werk ik niet. Ik ben sterk, een overlever.

Dus ik overleef.

Nog geen glas alcohol heb ik geconsumeerd. Nog geen vingertipje mdma. Gisteren was zelfs de eerste keer in een maand tijd dat ik mijn dagelijkse sigaret ontzag. 
Masturberen gebeurt dan weer wel en masse, maar altijd met de tranen in de ogen en orgasmes even teleurstellend als mijn huidige liefdesleven. Ja, mijn verbale klauwen zijn nog steeds scherp, no worries. En chocolade eten kan ik ook als de beste.

Daarnaast verricht ik ook echt nuttig werk in huis, maar elke bezigheid voelt inhoudelijk zo leeg aan. Ik herinner me dat het schilderen van de muren vorig jaar me moest afleiden van mijn toenmalige liefdesverdriet. Nu heb ik ook geschilderd, maar dan slechts wat metaforen op een bedrukt blad papier. 
Ergens (ik ken de plaats perfect) ligt er hier zo een geschilderde libelle als herinnering verstopt, met liefde gemaakt voor een jongen die het niet beantwoorden wou. Ik heb ook wat foto's. Een lolly. Enkele Magic-kaarten. Een flacon voor whisky. Twee zwarte onderbroeken, waarvan een gecraqueleerd. En als ik alle tastbare herinneringen ga beschrijven die Damian hier achtergelaten heeft, zijn we weer twee alinea's verder.

Maar god, ik zou het echt leuk vinden mocht je meer blijken te zijn dan een nostalgische relikwie.

vrijdag 12 mei 2017

De hectische mallemolen die mijn leven voorstelt

Er is zoveel om op te schrijven dat ik niet weet waar te beginnen. Misschien helpt een lijstje:

  1. Ik werd verliefd.
  2. Alles werd awkward.
  3. Ik werd verliefd.
  4. Teleurstelling alom.
Gek hoe gebeurtenissen die zo'n impact op je leven hebben zo banaal zijn in hun kern. But first things first.

Ik werd verliefd.

Vorig jaar liep mijn hart in de paasvakantie Rex tegen het knappe getatoeëerde lijf, een gebeurtenis die zes turbulente weekends zou naslepen en waar ik zes maanden revalidatietijd voor nodig had. Dit jaar werkte een Canadees zich mijn gevoelsleven in.

Twee weken lang ging ik liften doorheen Nederland. Oorspronkelijk wou ik in Utrecht beginnen, maar na een moeizame start en een vergeten afslag kwam ik terecht in Den Haag. De bestuurder vond onze gesprekken blijkbaar even tijdverdrijvend amusant als ik, want bij het uitstappen kreeg ik zomaar eens even vijftig euro cadeau. 
Ik wist niets van Den Haag en kuierde wat door het stadscentrum, op zoek naar interessante persoonlijkheden en pittoreske taferelen. Hoewel er heel wat progressief volk rondliep, was geen enkele persoonlijkheid die mijn pak kruiste interessant te noemen. Uitermate mooie stad, dat wel. 's Avonds fikste ik me een slaapplaats bij een jongen die sowieso eens in zijn leven onbewust een vrouw verkrachten zal en de daaropvolgende dag vertrok ik naar Delft.

'Zoals Amsterdam, maar dan in het klein', werd me verteld. Klein was het inderdaad, en als je met 'zoals Amsterdam' bedoelt dat er grachten zijn en huizen en Nederlanders, dan is het inderdaad zoals Amsterdam. Mijn avondeten werd voorzien door een bejaarde dame bij wie mijn roep naar eten en gezelschap in goede aarde was gevallen. Ze nam haar rollator in de hand en gidste me door de stad. Bij een huiselijk restaurantje trakteerde ze me, en de hartige pannenkoek van die dag heb ik me achteraf lichtelijk beklaagd, want dit zou de laatste gelegenheid voor me geweest blijken te zijn om gezond te kunnen eten.
's Avonds zat ik in een jeugdhuis dat zo goedkoop was dat ik voor de eerste keer in mijn leven zelf in mijn drank van die avond heb voorzien. 1,70 euro voor een glas whisky en 2,5 voor een cocktail - daar kan zelfs mijn financieel geweten geen bezwaren tegen hebben. Die nacht bleef ik bij de tapster slapen, al betekende dat wel dat ik hiervoor terug naar Den Haag moest. Geen probleem, daar wist ik tenminste al waar ik kon liften en was er bananenbrood voor mij voorzien.

Toen ik de dag nadien aankwam in een Rotterdam dat moderner was dan ik me ooit had kunnen voorstellen, legde ik al vrij snel contact met Marisol, een Argentijnse dokter wiens contactgegevens verkeerd uitgewisseld werden en nu enkel in mijn herinneringen een vriendin zal blijven. Ze deelde haar eten en reiservaringen met me en gaf me de gelegenheid nog eens als verstekeling een hostel te betrekken. Terwijl we olijk in de gemeenschappelijke keuken bezig waren met ons avondeten, traden de broertjes Honeywell op. 
Nou, nou, zag zoveel schoonheid er niet veelbelovend uit? Hoewel het langste haar aan de jongste broer toebedeeld was, leek de maturiteit van de oudste beter passend. Marisol gaf me een drankje van 40° en haar zegen, ik sleep mijn woorden, nam mijn schoonheid onder de arm en ging op jacht.

("I was going to talk to you, but then I left and when I came back, you were talking with my brother and all was lost."
"Is that so?"
"Yes. I noticed you checking me out."
"I most definitely didn't check you out."
"You most definitely did."
"You're way too young to notice that.")

Rond drie uur 's nachts, in een kamer gevuld met zeker acht volledig bevolkte stapelbedjes, vond een dame het nodig om de stilte te vervuilen met vragen en mededelingen als 'Are you guys having sex?',  'That's so disrespectful!' en mijn persoonlijke favoriet: 'You should do it in the shower or on the stairs'. Ongelooflijk hoe sommige mensen gewoon geen ruk geven om de nachtrust van anderen.

De dag erna was het hostel volgeboekt, maar de broertjes hadden in ruil voor hun concertje de koppeltjeskamer gekregen. Vanaf het moment dat het tweepersoonsbed vrijkwam, lagen ik Hanlan erin. Het was een zeer gemakkelijk bed. Uitermate aangenaam. Bijzonder comfortabel. Het schijnt dat de hele hostel die avond op de hoogte was van mijn tevredenheid betreffende de kwaliteit van dat bed. 
Na onze uitermate bevredigende dagrust ging Hanlan een ander meisje bezoeken. Ik mocht iets in zijn herinneringenboekje schrijven, dus ik goot de inkt uit in enkele liefdevolle en zorgvuldig uitgekozen zinnen, deed mijn kleren aan en ging naar beneden. In de living kon ik nog een glimp opvangen van hem en het meisje, maar al gauw was dat koppeltje naar een geschiktere plaats verhuisd. 

Nate, de jongste broer, wou de piano in het station bespelen en omdat ik hetzelfde wou doen met hem, bracht ik de volledige avond naast zijn zijde door. Zijn muziek was even passioneel als mijn karakter en toen we 's avonds naar huis liepen, waren onze handen verstrengeld en onze lippen vochtig. Toen we in de gang Hanlan tegenkwamen, besefte ik dat hij nog steeds de meeste liefde in mijn ziel teweegbracht. Ik gaf hem mijn grijns cadeau, hij mij zijn knipoog en ik liep met zijn broer de koppeltjeskamer in, die nu waarschijnlijk hoogtijdagen beleefde. 

Wat er toen gebeurde had zalig decadent kunnen zijn. Had. Als er iets gebeurd was.

Nate was verward en wist niet zeker wat hij wou, maar had vermoedens dat ik dat alvast niet was. Even verward, met een lichtelijk gekwetst ego en ongelooflijk veel goesting wou ik zijn broer zoeken. Die net vijf minuten ervoor vertrokken bleek te zijn. Met dat ander meisje. En de gedachte dat het bed de hele nacht door mij en zijn broer bezet zou worden.

Ah. 

Ik peuterde twee sigaretten los, dronk een halve fles Vermout leeg en maakte halfgedeprimeerd een nachtelijke wandeling met Nate, die zijn stralende humeur niet verloren was. 's Nachts sliepen we samen. Het was pas tegen de ochtend dat ik mijn neerslachtigheid van me wist af te schudden en net op het moment dat ik bereid was Nate wederom te knuffelen zonder enig verlangen naar meer, kwam Hanlan binnen met een meisje aan de hand. Hij kreeg net genoeg tijd om hallo te zeggen eer ik hem vertelde wat er niet was gebeurd.

(Later gebeurden er dingen die mogelijkerwijs een combinatie inhielden van mij, Hanlan en Meisje N°1, maar jullie hoeven niet alles te weten) 

Sinds dat moment bleef ik bij de jongens plakken. We hielden er een luilekkerleventje op na met royaal besmeerde pindakaas-met-hagelslag boterhammen, veel chocola, nog meer muziek, een decadente hoeveelheid seks, een beetje liften en fun fun fun. Rotterdam moesten we gedwongen verlaten - alle hostels waren definitief volgeboekt vanwege een marathon - en ik nam hen onder mijn hoede en naar Breda. Daar leerden ze op straat wat hippies kennen wiens huis altijd voor ons zal openstaan. Vanuit Breda gingen we naar Utrecht en toen het einde van de vakantie in zicht kwam, liften we terug naar Breda. 

Het was twaalf uur 's nachts. We waren weer bij de hippies beland en ik had zin om snel te gaan slapen. Hanlan en Nate waren al een half uur verdwenen in de nacht, waarschijnlijk om wiet te kopen ofzo. Slapen zou fijn zijn. De bel ging, de deur werd opengemaakt, de jongens kwamen naar boven... vergezeld van twee meisjes. Het ene meisje, een Française, hing liefdevol rond Nate. Het andere, Duitse meisje stond naast Hanlan en ik kan jullie bezweren dat er een krijsend RED ALERT signaal in mijn hoofd afging zodra ik haar zag.

Alles werd awkward.

Hanlan zei niets en liep er zo ongemakkelijk bij dat ik mijn toevlucht zocht in sigaretten en eenzame afzondering. Soms moest ik de groep wel weer in, om te drinken, te schijten, me op te warmen en nieuwe sigaretten te stelen. Hij en dat meisje lagen dan steeds in de zetel te flikflooien. Het duurde nooit lang voor ik weer verdween om een beetje gepijnigd te staan wezen op het dak, mijn emoties uitzingend op de mensen die me totaal vergeten leken te zijn.

Nate had een (h)eerlijk emotioneel gesprek met me. Een van de hippies was bezorgd over me. Hanlan wist perfect onbekommerd te zijn totdat zijn broer hem aan mij herinnerde.

Hij vond de hele situatie fucking awkward en wist niet hoe hij ermee om moest gaan. Alvast niet zo.
Hij hield van dat meisje. Dat was duidelijk.
Hij hield ook van mij. Dat wist ik. Maar wist hij dat hij mij het gevoel had gegeven dat ik zijn belangrijkste liefde was?
Dat was niet zijn bedoeling geweest. Hij had me zijn ring gegeven, een gouden verlovingsring met diamantje.
Zij had ook een ring van hem gekregen. Misschien moest hij maar een pak ringen bijkopen, zodat hij elk meisje een gevoel van uniciteit kon geven.
Maar je bent uniek! Spreekt voor zich, maar, Animal Farmgewijs: 'iedereen is uniek, maar sommigen zijn unieker dan anderen.'
Het speet hem. Dat wist ik. Hoeveel meisjes waren er zo nog?
Dat wist hij niet. Hoeveel?
Enkelen. Ik raadde hem aan te leren communiceren als hij niet overmatig harten wou breken en valse verwachtingen scheppen.
Wat nu? Spreken met dat andere meisje.

Het was drie uur 's nachts. Hanlan had het meisje net ingelicht over de precieze omvang van mijn positie en dergelijke en nu was het mijn beurt om te proberen zo snel mogelijk een klik met haar te krijgen, want ik wist hoe deze avond besloten zou worden. Vijftien minuten hebben we gepraat en toen begonnen we met z'n allen aan de slotact van deze überawkward avond.

Bij Meisje N°1 waren de zaken ook aardig geforceerd geweest, maar daar hield ik wel een goed gevoel aan over. Hanlan wist toen zijn aandacht perfect te verdelen, ik en dat meisje probeerden hetzelfde ook bij elkaar en hoewel we niet ver raakten, voelde het kortstondige geheel wel ongedwongen aan.

Nu leek het alsof ik per ongeluk in andermans bed was beland. Een trio zoals Ross had beleefd. Ontiegelijk verveeld en gekwetst tot op het bot zat ik naast een wild vrijend koppeltje naar buiten te kijken en te bedenken dat de maan wel heel mooi scheen die nacht. 

"Did you like it?"
"... A little bit."
"Just a little bit?"
"Yesss. Just a li-i-i-ittle bit."
"... We'll talk tomorrow. I love you. Good night."

En zo geschiedde het dat ik die nacht geen oog dichtdeed, nog eens ging paffen en mijn eigen gevoelens vervloekte terwijl er naast mij gelebberd werd. We lagen op de grond en de kou voerde koppig aanvallen uit op onze huidjes. Omdat ik als eerste was gaan slapen, had ik mezelf in het enige deken weten te wikkelen. Soms leek het alsof iemand anders aan het deken trok, maar een mens heeft af en toe lichte vormen van wraak en een warm dekentje nodig.

Om 8 uur 's ochtends was ik wakker. Als halfbevroren, opgesteven wrak deed ik mijn jas aan en ging op de zetel liggen, ervan overtuigd dat ik mijn Canadese Kariboe finaal kwijt was. Toen een van de hippies 's ochtends een kopje koffie kwam zetten, kreeg hij er gratis een hyperventilerend meisje bij.
Een à twee uur hebben we gepraat. Het was een goed gesprek, over verantwoordelijk zijn over je eigen leven, de plicht naar anderen maar voornamelijk naar jezelf toe hebben om problemen zo snel mogelijk aan te kaarten, open te durven communiceren over je eigen gedachten en verlangens, misschien zelfs bereid zijn problemen in de groep te gooien en er samen over te discussiëren... Ik was nog steeds een wrak, maar ik had mijn hoop terug. 

Ik zette thee voor Hanlan en z'n Duitse liefde - mogelijks gecompliceerde gesprekken voeren doe je pas als iedereen uitgerust is, gegeten, gescheten en gedronken heeft en zich aldus lichamelijk goed in z'n vel voelt - en toen ze wakker en uitgerust waren hebben we nog eens gepraat. Goed gepraat.

Die avond liftten ik en de hele bende naar mij thuis. Daar zijn ze enkele dagen gebleven. Meisje N°1 kwam ook nog eens langs, maar buiten slapen gebeurde er niets in het drukbevolkte bed. Met z'n allen gingen we Meisje N°1 bezoeken in Antwerpen, waar Hanlan eerst haar bed kapot neukte met z'n andere dame en vervolgens zijn acrobatische toeren met mij herhaalde op een scheefgezakt bed. 
Meisje N°1 heeft haar bed zelf nog mogen herstellen, want iedereen vertrok plotsklaps weer naar Breda omdat 'de situatie te onhoudbaar was geworden'. Ffs.

Met een gouden ring om m'n vinger, een Canadese Kariboe in m'n hart en de hoop komend jaar met hen rond te gaan liften in Europa, keerde ik terug naar het normale leven. Doordeweeks tieners opvoeden en in het weekend afspreken met vriendinnen (waaronder Meisje N°1!) en naar psytrancefeestjes gaan. Zo ontmoette ik twee weken geleden mijn Delirium.

(Valse namen verzinnen is altijd lastig. Vaak worden het koosnaampjes, taalgrapjes of subtiele verwijzingen en eigenlijk zou ik je daarom beter Shamrock hebben genoemd. Echter, Delirium is de naam die ik mezelf zou hebben gegeven en, vrouwelijk as it might be, als er een iemand is die mijn naam waard is, dan denk ik dat jij het bent.)

Delirium was geboren in Ierland, sprak heel de avond de coup de foudre die ik bij hem teweeg had gebracht uit in het Engels en wist zich pas 's ochtends te realiseren dat hij het Nederlands minstens even goed beheerste. Ik nam hem mee naar me thuis, waar we een van de luidste, passioneelste en meest awesome vrijages ooit hadden. We namen ons plechtig voor elkaar nog te zien. Nog geen dag later waren we aan het chatten en speciaal voor hem installeerde ik de Skype die ik vanwege Habibi verwijderd had. Elke dag keek ik uit naar onze gesprekken en ik werd me er bewust van hoe hard ik hem miste.

Ik werd verliefd.

Eén dag had ik met hem doorgebracht, elke dag waren we met elkaar in gesprek en ik was verliefd. Zelfs naar mijn normen is dat snel. Omdat ik hem zo miste (en zo benieuwd was naar het effect dat we op elkander teweeg zouden brengen als we elkaar nog eens zouden zien in real life én volledig nuchter) besloot ik om het daaropvolgende weekend al halsoverkop naar hem te liften.

Is het een overdrijving te stellen dat ik nog nooit zo'n goede klik met iemand heb gehad? 

We waren eenzelfde soort cynische hippies, intellectueel aan elkaar gewaagd, verbaal even scherp, onze humor op dezelfde lijn. Seksueel gezien paste alles zo goed dat ik 's ochtends grapte dat ik waarschijnlijk direct zwanger zou raken mocht ik de pil niet nemen, 'want we klikken gewoon té goed'.

Dat weekend deden we nauwelijks iets en we deden het met passie. In bed sluimeren, roken, eten kopen, thee drinken, vrijen, in de zetel lummelen, eten consumeren, vrijen, muziek beluisteren, een geweldige film bekijken, snoepen, roken, de ziel in elkanders ogen mentaal aanraken, vrijen en praten, praten, praten.

Is het een overdrijving te stellen dat ik nog nooit zo'n goede klik met iemand heb gehad?

Na dat oprecht zalige weekend liftte ik weer naar huis, onderweg nog de kop en poten van een halfvergane Canadese gans stelend. In Antwerpen besloot ik mijn avond nuttig te besteden en een vriend te bezoeken, een appelflauwte te krijgen en Hanne te laten delen in mijn geluk. 
Zij vindt Hanlans persoonlijkheid ondergeschikt aan zijn kaakbeenderen en ik begrijp perfect wat ze bedoelt, maar zoals ik tegen m'n Delirium ook gezegd heb: onderschat het belang van goedgevormde kaakbeenderen niet. Anyway, ze was blij voor me dat ik iemand had gevonden met een evenwaardig karakter. Ik was persoonlijk ook blij voor mezelf.

De dag nadien ontvelde ik de schedel, ontdekte dat deze bewoond was door een zwerm maden, probeerde de ganse kudde eruit te halen - eerst manueel, dan met behulp van een pot kokend water - en nu wordt het geheel gepekeld in zout.

Tijdens onze volgende Skypesessie bezwoer Delirium me dat ik niet te verliefd op hem mocht worden. Een zeer vreemde uitspraak, me dunkt, eentje waarvan ik me nu herinner dat Rex die ook geuit heeft. Niet te verliefd worden? Alsof zoiets te regelen valt. Alsof ik niet al verliefd op hem was. Alsof hij niet al verliefd op mij was.
Ik haalde mijn typische grijns weer boven.
"Nee, ik meen het," zei hij, "Je mag niet te verliefd worden op me."
"Sure, sure", dacht mijn hoofd en vertaalde het in een uitgestrekte grijns en twinkelende oogjes.

...

Ik heb het ooit eens meegemaakt dat ik verliefd was op een knappe en toffe jongen en dat het wederzijds was, maar dat die jongen het boeltje prematuur aborteerde omdat hij mijn blog had gelezen, mijn karakter volledig had geanalyseerd en besloten had dat onze liefde niets kon worden en daarom zo snel mogelijk diende te sterven om ons overbodig leed te besparen.
Nu met mijn woorden: het kon niets worden zolang ik poly-amoureus was. 
Dit was een zeer pijnlijke en teleurstellende ervaring.
Nooit gedacht hem zo snel opnieuw mee te maken.

...

Het is fucked-up om me op een piëdestal te blijven zetten terwijl je me net in de vuilnisbak hebt gegooid. Om je leven zo te laten regeren door onzekerheden, angsten en onverwerkte trauma's en zo je eigen en andermans geluk te vergooien. Om je 'klootzak-zijn' als geldig excuus aan te proberen voeren, terwijl het niet meer is dan een met drogredenen gebouwde muur waarachter je je kunt verschuilen voor alle verantwoordelijkheden, voor het besef dat mensen te veranderen zijn en je echt wel bewust keuzes maakt.

Het is fucked-up dat jij, die anderhalf jaar alleen bent gebleven en nu niemand anders heeft, de zekerheid van de eenzaamheid verkiest boven de onzekerheid die elke liefde, doch zeker de mijne, teweeg brengt. Dat je niet bereid bent alles even z'n beloop te laten, wat weken/maanden af te wachten en te zien wat we dan voor elkaar betekenen. Dat je me niet eens de mogelijkheid hebt gegeven iets aan dit lot te veranderen.

Het is fucked-up om je soulmate gevonden te hebben en zo snel te verliezen.

Teleurstelling alom.

Edoch, zoals mijn hippievriend in Breda zei: we zijn permanent verantwoordelijk voor ons eigen geluk. Jij hebt mij behoorlijk schaakmat gezet en ons geluk ligt nu integraal in jouw handen.
Doe me een plezier en weet het te redden.

Ik hoop dat je genoeg kracht in jezelf vindt om van mij te houden, want ik hou verdomd veel van jou.

Liefs

D.
(Jouw vrije, Vlaamse vogel)